Aedin fantaseert
"Je leert een schrijver pas werkelijk kennen door het inktspoor te volgen dat hij achterlaat. De mens die je denkt te zien is slechts een omhulsel, de waarheid verbergt zich altijd in de fantasie" uit: Het spel van de engel van Carlos Ruiz Zafón.

3. Vriendschap verkeerd

Behoedzaam liet ik mijn benen uit bed glijden. Mijn tenen raakten de plakkerige grond. Ik verschoof mijn lichaam, keek nog even opzij naar Dennis die rustig doorsliep en stond op. Wat nu? Ik twijfelde. Er moest hier nodig worden opgeruimd. De stank begon steeds erger te worden. Het zou me flink wat uren kosten om het hier weer enigszins ergens op te laten lijken. Veel zin had ik er niet in. Mijn lichaam voelde zwaar en mijn hoofd liep over. Het laatste waar ik nu behoefte aan had was om de chaos binnenin mij te combineren met die om mij heen. Nee, ik zou teveel lawaai maken en het risico lopen om Dennis wakker te maken besloot ik. Hij moest koste wat kost blijven slapen.

Tevreden over mijn handige redenering, plukte ik mijn schoenen van de vloer. Die eerst maar even aandoen; de vloer was te goor om er met mijn blote voeten rond te lopen. Ik wierp nog een laatste blik op Dennis. Zijn ademhaling was rustig en regelmatig. Hij was volledig gevloerd. Dat ik zelf nog overeind bleef, verbaasde me. Al die uren die we in de douchecel hadden doorgebracht, daarna een praatsessie van bijna een hele nacht lang. Het was Dennis geweest die had gepraat en gehuild, het soms zelfs had uitgeschreeuwd. Ik had vooral geluisterd.

Ik sloop de keuken in en sloot zachtjes de deur. Ik trok wat keukenkastjes open op zoek naar een schone mok. Maar alles wat Dennis aan mokken in huis had stond met aangekoekte restjes koffie op het aanrecht opgestapeld. Koffiepads waren er gelukkig wel nog. Ik zette de warme kraan vol open en goot wat afwasmiddel -dat ik tussen alle rotzooi nog tevoorschijn had kunnen toveren- in een mok.

“We houden niet genoeg van onszelf dat is het hele fucking probleem. We hebben het geloof in onszelf verloren of misschien hebben we het ook wel nooit gehad”, had Dennis geschreeuwd. Een opmerking die me bezighield. Eigenlijk al voordat Dennis deze hardop had uitgesproken. Want, had ik dat niet zelf ook zo vaak gedacht. Ik leek er ook maar niet in te slagen ‘de grote liefde’ te vinden. En er waren toch al heel wat kanshebbers in beeld geweest.
Ik plaatste de mok op het Senseo apparaat.
Lissa had zoveel geduld gehad met Dennis. Ze was anders dan zijn voorgaande vriendinnen. Ik had echt verwacht, zo gehoopt ook dat het zou lukken tussen die twee. Na Dennis uitstapje met Jojo had ze hem opnieuw een kans gegeven. Maar uiteindelijk had hij zelfs Lissa voorgoed weten weg te jagen. Ik wist, hij hield met heel zijn hart van haar, toch deed hij haar pijn, keer op keer. Ik begreep mijn beste vriend niet meer. En ergens toch ook weer wel. We leken teveel op elkaar, maakten dezelfde fouten. “Je maakt ze omdat je het van jezelf verwacht”, ik hoorde de woorden van Ben, een van mijn therapeuten, weer doorklinken.

Ik warmde mijn handen aan de beker koffie. De dag zette in, door het keukenraam zag ik de maandagochtendstoet in gang komen. Ik zou me ziek melden vandaag. Ik kon Dennis nu niet alleen laten. Ik was hier nodig. Kwestie van prioriteiten stellen.
Missy Elliot sprong op en draaide zich een plaatsje op mijn schoot, onderwijl zachtjes mauwend “Lieve Missy toch”, ik aaide haar zachte lijf.

De vele gedachtes in mijn hoofd konden hun weg niet vinden, bleven maar tegen elkaar botsen. Er drong een geluid door dat ik niet meteen kon thuisbrengen. Ik luisterde aandachtiger. Missy was inmiddels al de gang in gespurt. Geschreeuw kwam dichterbij.
“Yoooh, Den, motherfuckerrrrr”. Luid gebonk op de deur. Ik herkende de stem meteen. Shit, niet nu. Dennis had me verteld over de vele party’s met Rho en zijn aanhang. De oorzaak van de puinhoop hier in huis. Wat nu ? Maar, er was geen sprake van een keuze wat te doen. Ik hoorde de sleutel al in het slot – had Dennis hun een sleutel gegeven, hoe kon hij zo stom zijn geweest? – een deur die met kracht werd opengegooid, voeten stampend, “Den, waar zit je pisflikker?”
Dikke Rudie kwam als als eerste de keuken binnen.
“Aaah, kijk nou wie we hier hebben” zijn kruiperige stemmetje alleen al gaf me de kriebels. Twee tellen later stond Rho naast hem.
“Wat een eer, schatje Marcella is hier” hij probeerde hooghartig te klinken maar dat was net zo tegenstrijdig als Corry Konings een rockchick noemen.
“Wat komen jullie doen? Dennis heeft zijn slaap nodig nu.” Ik probeerde zo rustig mogelijk te klinken.
“Dat maak ik zelf wel uit. Je bent zijn moeder niet. Dennis heeft ons nu juist heel hard nodig.” Rho plantte zich met zijn 2 meter lange – ik kom net uit de sportschool lichaam - op een keukenstoel, haalde zijn pakje Javaanse Jongens tevoorschijn en begon een shaggie te rollen.
“Als jullie nog iets van Dennis willen overhouden kunnen jullie hem nu beter even met rust laten”. Ik stond op van mijn stoel teneinde meer afstand te creëren tussen Rho en mij.
Hij mocht mij niet, ik hem nog minder. Ik had Dennis al zo vaak gewaarschuwd zich niet in te laten met die gasten. Maar hij zag dat anders. We hadden er al menige discussie over gevoerd. Je hoefde geen psychologie gestudeerd te hebben om het te begrijpen. Het was het bekende groepsgevoel dat hem aantrok. Dennis kon zich achter hen verschuilen, werd dan haast een ander mens.

Dikke Rudie was er inmiddels in geslaagd een blik witte bonen in tomatensaus, een van de weinige eetbare dingen die nog in huis aanwezig waren, te openen. Hij zette het blik aan zijn mond en goot de inhoud met gulzige slokken naar binnen. Een rilling trok door mijn lijf.
Slome (zoals we Trevor altijd noemden en als je hem zag begreep je meteen waarom) stond tegen de deurpost geleund met een fles whisky in zijn hand. Hij hield Rho nauwlettend in de gaten. Een en al kruiperige gehoorzaamheid.

“Ik heb me zojuist bedacht, zei Rho na een korte stilte, als we Den dan toch beter kunnen laten slapen, moeten we het hier maar gezellig maken met z’n viertjes.”
Mijn gevoel probeerde me voor iets te waarschuwen.
“Ja, ja, lijkt me een goed idee Rho” klonk de stroperige stem van Slome.
“Wat dacht je van een lekkere neukpartij mooie lieve Marcella ?” Rho keek me taxerend aan. Zijn lichaam lag achterover geleund op de stoel die op 2 poten op de grond balanceerde. Ik had zin om hem met stoel en al onderuit te schoppen. Hoe kon ik me uit deze situatie redden.
Slome had de deur inmiddels volledig gebarricadeerd alsof hij mijn gedachten al had geraden voordat ze in me op waren gekomen. Zo sloom was hij dan blijkbaar ook weer niet.
Dikke Rudie trok zijn leren motorjack uit en gooide het op de keukentafel, zijn pet erachter aan en liep op me af.
Angst omklemde mijn maag, zette zich vast ter hoogte van mijn borst. Dit was geen spelletje meer. Dit was niet zomaar iemand bang maken.
“Tss tss Marcella toch, wat ben je stil? Rho duwde zijn peuk uit op de keukentafel. Waar zijn je praatjes gebleven? Ik heb anders gehoord dat jij erg wild in bed schijnt te zijn. Nou, dan vormen we een goed paar. En Rudie hier, kan er ook wel wat van”.
Rudie gniffelde, sloeg een vadsige arm rond mijn middel en trok me naar zich toe. Hij keek me met verlekkerde ogen aan, spetters tomatensaus ontsierden zijn toch al lelijke gezicht.
Ik kon geen kant meer op.
“Den…” kon ik nog net schreeuwen voordat Rudie zijn hand op mijn mond drukte.
Mijn hart sloeg onregelmatig in zeer hoog tempo. Ik voelde me misselijk door de geur van Rudie, door de angst voor wat er met me zou gebeuren.
Rudie knikte even naar Rho en gaf me een krachtige duw. Ik kwam precies tussen de benen van Rho terecht die nog steeds op zijn stoel zat. Met een handige draai wist deze me in no time op de keukentafel te leggen. Alsof ze het ingestudeerd hadden. Zijn linkerhand omklemde krachtig waarschuwend mijn hals. Met zijn andere hand sjorde hij ruw aan mijn spijkerbroek. Ik schopte met mijn benen zo hard ik kon, mijn armen maaiden wild in het rond. Rho’s grijns werd er alleen maar breder door.
“Bewaar dat wilde gespartel nog maar even voor zometeen schatje. Ik heb er zin in, jij ook?” Zijn stem was een en al geilheid. Ik walgde er van.
Ik wilde schreeuwen maar er kwam geen geluid uit mijn keel. Spieren verkrampten.
Ik sloot mijn ogen, flashbacks welden in me op. Niet weer, niet nu, niet dit.

29/10'09 Aedin

4. De landing na een vrije val

Het was alsof ik van een afstandje naar mijn eigen lichaam keek. Ik haatte het. Steeds opnieuw trok het narigheid aan. Viezigheid.

Ik wilde het uitschreeuwen maar uit mijn mond kwam niets.
Ik wilde schoppen, slaan, me verweren, met alle kracht die in me zat. Er gebeurde niets van dat alles.
Mijn wil leek een andere koers te varen dan mijn spieren. De totale machteloosheid verlamde me tot in elke vezel.

Ik leek naar beneden te vallen. Het duurde eindeloos. Steeds meer naar beneden. Koude lucht zoefde om me heen. Iemand riep mijn naam maar ik wilde niet luisteren. Er werd geschreeuwd. Waarom konden ze me niet met rust laten ? De koude lucht voelde zo lekker. Niemand kon me hier grijpen. Ik ontglipte aan mezelf. Een vrije val.

"Cel, doe je ogen open, het is voorbij. Ze zijn weg."
"Ga weg." Het kostte me moeite de woorden uit te spreken. Mijn keel voelde aan alsof ik een twee dagen lang geen enkele druppel gedronken had.
"Het spijt me zo dat ik je niet eerder heb horen roepen. Je hebt zo gelijk gehad over Rho, al die tijd. Ooh Cel."
Wild sloeg ik de handen van me af die ik op mijn lijf voelde.
"Laat me met rust." Mijn stem klonk vreemd. Alsof ik er van een afstand naar luisterde.
Ik zag een plafond, het hoofd van Dennis dat boven me zweefde. Ik kneep mijn ogen dicht en opende ze weer. Waarom kwamen de beelden zo vertraagd bij me binnen ?
Ik probeerde op te staan. Ik moest hier zo snel mogelijk weg. Het was zo koud hier.
"Cel, laat me je alsjeblieft helpen. Je hoeft niet bang voor me te zijn. Ik ben het, Dennis."
Het was me gelukt me op mijn zij te draaien. Nu kon ik met mijn handen kracht zetten en me opduwen. Mijn lichaam voelde loodzwaar aan. Mijn rechterarm daarentegen leek wel gevoelloos.
Dennis’ handen op mijn schouders. Ze moesten daar weg.
"Ik wil naar huis."
"Dan ga ik met je mee." Dennis stond nu voor me.
Ik had me half weten op te duwen en probeerde zover omhoog te komen zodat ik met mijn voeten houvast op de grond kon vinden. Maar dat lukte niet helemaal.
Waarom was een simpele handeling als gaan zitten, zo verdomde moeilijk ?
"Je kunt zo niet naar huis. Hoe wil je thuiskomen? We moeten naar een dokter. Ik, godverdorie Cel, ik weet het ook niet. Je bent veilig bij mij. Laat me je nu helpen."
"Ik ben bij niemand veilig. Ik wil alleen zijn. Ik moet alleen zijn." Dat was het enige wat ik nu zeker wist.
Mijn voeten hadden eindelijk contact met de grond gevonden. De volgende hindernis die genomen moest worden was opstaan.
"Ik kan je zo toch niet naar huis laten gaan. Je kunt nog niet eens op je benen staan. Je hebt echt hulp nodig."
Hij klonk zo smekend. Alsof hij het meende. Daar moest je het meest voor oppassen.
Dennis hield mijn spijkerbroek in zijn handen.
Ik keek naar beneden. Geen onderbroek, blote benen, geen schoenen. Ik begreep het niet. Waarom zaten er verfvlekken op mijn bovenbenen ?
Dennis volgde mijn blik.
"Heb je veel pijn ?" Hij klonk zo bezorgd, maar zijn ogen spraken kwaadheid.
"Ze zullen je nooit meer aanraken. Nooit meer. Kom, ik help je aankleden."
Ik liet hem zijn gang gaan. Met tegenzin. Maar als opstaan al zoveel kracht kostte, zou een broek aan doen helemaal een intens karwei zijn.
Dennis strikte de veters van mijn All Stars en hielp me opstaan.
Het deed pijn. Mijn hele lichaam was gevoelig, bezeerd, geraakt.
Ik zette enkele stappen. Dennis ondersteunde me bij mijn bovenarm en elleboog. Mijn ogen hield ik op de grond gericht. Ik wilde niet om me heen kijken en zo snel mogelijk deze keuken uit. Hier huisde het kwaad.
"En nu Cel, waar wil je heen?" Dennis keek me vragend aan.
"Naar huis", beet ik hem toe.
"Hoe wil je dat gaan doen? Je kunt zo niet in je auto stappen."
Daar had ik nog niet over nagedacht. Van denken was er überhaupt niet veel sprake nu. Mijn lichaam en verstand leken los van elkaar te staan. De samenwerking leek ver zoek.
Ik wilde niet dat Dennis meeging. Dát wist ik wel. Taxi… ja, een taxi.
"Bel maar een taxi."
"Waarom mag ik niet met je meegaan? Cel, je hebt me nodig. Ik wil voor je zorgen. Ik ben bang liefje. Bang dat het niet goed gaat met je. Ik wil je nu niet alleen laten."
"Je kent me Dennis. Ik kom altijd op mijn pootjes terecht. Laat me nu maar. Het gaat goed met me, heus. Ik wil nu echt gewoon even alleen zijn. Dat begrijp je toch wel?"
Ik legde al mijn overtuiging in die woorden. Hij moest me geloven.
Lieve Dennis geloofde me omdat ik nog nooit gelogen had tegen hem. Hij deed alles voor me ook als hij zelf niet overtuigd was van de juistheid daarvan.

dec. '09 Aedin