Aedin fantaseert
"Je leert een schrijver pas werkelijk kennen door het inktspoor te volgen dat hij achterlaat. De mens die je denkt te zien is slechts een omhulsel, de waarheid verbergt zich altijd in de fantasie" uit: Het spel van de engel van Carlos Ruiz Zafón.
Eén spaarlamp doet wat ie doen moet.

Acht kaarsjes geven de huiskamer een warme gloed.

Honderd lampjes zetten de boom in zilverpracht.

Miljoenen sterren stralen bij heldere nacht.

Maar zonder jou zal het altijd één lichtje te donker zijn.



Mijn lieve mamma is vanochtend overleden.

22 aug 1945 – 15 dec 2010

Nagalmende kerkklokken

De kerkklokken luidden. Ze hield even op met het kammen van haar dochters haar. Nog steeds kon dit geluid haar uit haar concentratie halen. Haar laten terugdenken aan dingen die vergeten moesten worden maar zich niet lieten vergeten. Alsof ze met haar hoofd onder de klok stond, zo galmden de diepe klanken na in haar buik en wierpen ze haar terug in beelden van toen.
“Mamma, mamma, ben je klaar?”
Ze streek met haar vingers door het donkerbruine gladde haar.
“Ja meissie, het is goed, doe je jas maar aan we moeten naar school.”

De kerkklokken luidden. Het was vol in de kerk. Houten banken met mensen in grijs en zwart. Er werd gekucht en gefluisterd. Ze stopte haar handen onder haar bovenbenen. Ijskoud waren ze. De pumps van haar moeder knelden om haar voeten. Afschuwelijk vond ze ze, veel te netjes. Toen ze op haar legerboots naar beneden was gekomen was haar moeder ontzettend boos geworden. Zo kon ze écht niet mee.
“Je maakt de familie te schande. Wat moeten de mensen wel niet denken.”
Bij een begrafenis van een familielid moest je er spik en span uitzien. Daarmee bewees je de dierbare een eer.
Oom Louis was een trouwe kerkganger geweest. Hij was lid van de Orde van Franciscanen. De mis zou lang gaan duren, besefte ze. Heel lang. Na de eerste gebeden begon de pastoor zijn verhaal over oom Louis. Dat hij zo’n mooi en warm mens was geweest. Ze voelde zich misselijk worden.

De kerkklokken luidden. In de tuin van oom Louis kon je de kerktoren zien. Ze was er graag. Je kon er zo lekker spelen. Thuis was daar geen ruimte voor. Alles draaide om de winkel.
Ze nestelde zich op de rood bruin geblokte deken die ze zojuist van oom Louis had gekregen. “Voor in de hut”, had hij gezegd. Ze had het niet eens aan hem gevraagd. Hij had vroeger vast ook hutten gebouwd.
“Hé dat ziet er gezellig uit. Mag ik bij je komen zitten, Gabriëlle?”
Ze moest lachen. Oom Louis die bij haar in de hut zat.

De kerkklokken luidden, de mis was afgelopen, de deken was vies geworden. Stomme rothut.

Het mes

Ze had kort zwart haar met behoorlijk wat wax erin, haar ogen kleurden bijna paars en haar hoofd maakte staccatobewegingen. Ze was boos, heel boos. Ik bekeek het tafereel van een afstandje met in mijn hand een lauwwarme cappuccino waar teveel melk in zat.

Het terras in de hal van het winkelcentrum zat vol met mensen. Moeders met baby’s in kinderwagens en peuters in kinderstoelen omringd door oma’s die als nanny fungeerden. Oude dametjes nippend aan een advocaatje met nog oudere mannetjes die zich verlekkerden aan de serveerster met het blonde opgestoken haar en het net iets te korte rokje. En nog wat los volk, zoals ik, die hun huis waren ontvlucht omdat ze er niet meer konden ademen, omdat ze er de lucht niet meer konden verdragen, omdat het er stonk naar eenzaamheid en naar vergissingen.

Ze was als een ingekleurd persoon in een zwart-wit foto. Alsof ze alle kleuren aan de mensen om haar heen had onttrokken. De man die tegenover haar zat dichtte ik de rol van vader toe. Zijn gezicht stond strak. Zijn mond bewoog niet terwijl die van haar woorden bleef spuwen die als bommetjes de lucht in werden geschoten. Ik zag de rook maar hoorde de knallen niet. De mensen die dichterbij zaten dan ik draaiden zich om, om vervolgens wat te smiespelen met hun tafelgenoten. “Kijk toch voor jullie”, had ik willen zeggen. Ik voelde een sterke beschermingsdrang voor haar die ik niet kende maar wiens ogen mij niet loslieten.

Haar perfect getimede actie zou ik de rest van de dag voor me zien als een film in slow motion. Het glas cola dat ze over zijn hoofd leegschudde, het spijkerjasje dat ze aantrok, de stoel die ze aanschoof, hoe ze langs hem liep, zich omdraaide en een mes tussen zijn schouderbladen stak. Dat was het moment dat ik begon te twijfelen of hij haar vader of haar minnaar was.

Te midden van de opgesprongen, schreeuwende moeders en krijsende kinderen bleef de man op zijn stoel zitten alsof hij altijd al dat mes in zijn rug had gedragen. Ze liep langs mijn tafeltje, een spoor van zware, kruidige parfum achterlatend. Ik snoof de geur van risico’s en gevaar op en kon niet anders dan opstaan en achter haar aan lopen. Ze liep in een rustig tempo. Ze kon wegkomen met deze daad want hoewel zij het was die een mes in iemands rug had geprikt, had ze nu eenmaal de rol van slachtoffer toebedeeld gekregen. Het was onmogelijk om in haar een dader te zien. En dat wist ze.

We liepen door het winkelcentrum richting uitgang. Haar hakken tikten in een onregelmatig en snel tempo op de terrazzovloer. Zij bepaalde de richting en ik volgde.

De winkelstraten lagen al een tijdje achter ons toen ze in een straat met dertiger jaren pandjes stilhield en zich naar me omdraaide. Haar paarse ogen waren blauw geworden.

"Ik hoop dat je weet wat je doet", zei ze tegen me. Haar stem beviel me.

"Ik wil dat je me leert kennen. We zouden vrienden kunnen worden." Mijn woorden klonken niet zoals ik gehoopt had dat ze zouden klinken. Ik sloeg mijn ogen neer, die macht had ze.

"Ik heb geen vrienden nodig", zei ze. "Kom eens hier."

Ik gehoorzaamde en liep als een trouwe hond naar haar toe.

Ze stond nu vlak voor me. We waren bijna even groot. Haar lippen raakten heel zachtjes de mijne. Net lang genoeg om haar warmte door mijn verkleumde lichaam te voelen stromen en me de kracht te geven om met mijn tong haar lippen uit elkaar te duwen. Ik kuste haar ruw en dwingend omdat ik al wist dat ze daarvan hield.

Ze maakte zich van me los, pakte een sleutelbos uit haar jasje en zipte de Audi open waar we tegenaan geleund stonden.

"Kom, stap in, ik neem je mee mijn wereld in. Maar zeg niet dat ik je niet gewaarschuwd heb."

Ik trok mijn leren jasje uit en gooide het op de achterbank. Met het elastiek dat ik altijd om mijn pols droeg maakte ik mijn haar in een staart vast. Deze tocht zou het aankomen op mijn uithoudingsvermogen. Maar ik wist: tegen de tijd dat mijn rug het mes zou moeten opvangen, zouden mijn spieren stevig genoeg zijn.

11/10’10
Aedin

Tussen krakelingen en kaasbolletjes

In zijn linkerhand hield hij een pak krakelingen, in zijn rechter chocoladespritsen.
"Ik weet niet welke ik moet kiezen", zei hij tegen me toen ik met mijn vol geladen winkelkar langsliep en mijn ogen de weg verloren in zijn dreadlocks.
"Neem ze dan allebei", zei ik. Waarna ik me schaamde voor mijn antwoord. Typisch een reactie van iemand die geen geldzorgen kende, terwijl hij natuurlijk een arme student was die iedere week opnieuw moest wikken en wegen wat hij wel of niet in zijn karretje kon leggen.
"Dat zou jammer zijn," zei hij, "Als ik er maar eentje kies, geniet ik veel meer van de smaak."
Zijn lach leek op die van Mickey Rourke in de film 9 ½ weeks.
"Heb je zin in koffie?" Hij legde het pak krakelingen in zijn kar.
"Koffie? Hoe bedoel je?" Was dit soms supermarktdaten?, vroeg ik me af.
"Je weet wel, dat zwarte spul dat je kunt drinken. Krijg je hier gratis. Ik heb er nog een lekker koekje bij ook." Hij draaide zich al om richting koffiehoek.
"Ach ja waarom ook eigenlijk niet, ik heb mijn boodschappen toch al bij elkaar." Mijn antwoord klonk minstens vijftien jaar te oud.

We zaten op het houten bankje met een beker warme koffie in onze handen. Ik keek naar zijn spijkerbroek en zoomde in op de gaten waaronder stukjes been zichtbaar waren.
"Hier, hou eens even vast, ik had je een koekje beloofd."
Hij gaf me zijn beker en scheurde het plastic kapot van het pak krakelingen. Niks geen nette scheur aan de zijkant, zoals ik dat zou doen.
"Wat ga jij vandaag eten?" Alweer overviel hij me met zijn vraag.
"Ik eh, ik denk dat ik vandaag gebakken aardappeltjes met sla en een stukje vis maak."
Ik nam een hap van de krakeling en hield mijn hand onder het koekje om de kruimels op te vangen.
"Ah, lekker," zei hij met volle mond, "ik maak vandaag couscous."
Hij duwde mijn hand weg. "Je mag hier gewoon knoeien hoor."
De suikerstukjes vielen als glitters op mijn zwarte jurk.
"Jij hebt geen moeite met kiezen", zei hij en wees naar mijn volle kar.
"Je kunt ook zoveel inladen dat je niet hoeft te kiezen", zei ik.

"Ik moet gaan", zei hij toen hij zijn lege bekertje in de afvalemmer gooide. "De volgende keer mag jij trakteren."
Weer die scheve lach van hem.
Voordat ik naar de kassa liep griste ik nog snel een pak krakelingen mee. De dagen daarna probeerde ik alle merken uit. Ik kreeg de smaak van de krakeling in de supermarkt niet te pakken.

Het was op de kop af drie weken later toen ik hem opnieuw tegenkwam.
"Je komt als geroepen", begroette hij me. "Kaascrackers of kaasbolletjes?"
"Ze smaken beiden niet bij koffie", zei ik.
"Ik geef een feestje morgenavond", verklaarde hij zijn volle wagentje. "Kom je ook?"
"Nodig je altijd vrouwen die je in de supermarkt tegenkomt op feestjes uit?"
"Waar ben je bang voor?", vroeg hij. "Dat je een leuke avond zult hebben?"
"Hier." Hij gooide de kaasbolletjes in mijn kar.  "Aan de oever 35 vanaf negen uur, maar eerder mag ook."
Hij stond al bij de kassa toen ik nog steeds niet had bedacht wat ik terug moest zeggen.

Ik vervolgde mijn wekelijkse weg langs de schappen en gooide zo nu en dan wat in mijn winkelkar. Bij het overhevelen van de boodschappen op de kassaband vond ik onder de grootverpakking wc-papier een boek met de titel 'Nachttrein naar Lissabon'. Het zag er veel en vaak gelezen uit. Had iemand het soms in de verkeerde kar gelegd? Ik keek om mij heen maar niemand leek op zoek te zijn naar een boek. Ik stopte het in mijn tas.

De nieuwe ontmoeting met de krakelingenjongen beheerste mijn gedachten tijdens de autorit naar huis. Ik leek wel gek dat ik er serieus over nadacht om naar zijn feest te gaan. Ik was te oud, te getrouwd en te veel moeder.

Toen ik de tas uit de kofferbak wilde tillen stuitte ik opnieuw op het boek. Ik sloeg de kaft open en las de met potlood geschreven woorden op de eerste bladzijde:
'Zondig gerust, zondig tegen jezelf en doe jezelf geweld aan, mijn ziel; maar later zul je niet meer de tijd hebben om jezelf te achten en te respecteren. Want één leven slechts, een enkel leven, heeft eenieder.'

Meisje Ana - Winnend verhaal schrijfwedstrijd in het kader van Roze Zaterdag

'En als ik een man was geweest, had je dan wel van me gehouden?'
Ze vroeg het meer aan zichzelf dan aan mij.
Ik wilde met mijn vingers door haar lange haar kroelen en zeggen dat het goed kwam.
Het zou niet meer goed komen.
Ze zat in mijn favoriete stoel, met haar armen om haar opgetrokken benen geslagen. Ze was zo mooi. God, wat was ze mooi. Mijn meisje, in haar pyjamabroek met het te korte hemdje dat de zijkant van haar borsten bloot liet.
Het mooist waren haar tepels die ik, ook nu ze bedekt waren, voor me zag. Ieder plekje van haar lichaam kon ik uittekenen maar haar tepels het allerbeste. Ze waren perfect van vorm. Jaloersmakend.
Ik moest mezelf dwingen om mijn ogen van haar af te trekken en me te concentreren op de titels en plaatjes.
Hoe lang stond ik al voor deze kast? Honderden cd’s voor mijn neus en ik wist niet welke te kiezen. Geen enkel stukje muziek dat paste bij mijn stemming. Al dagen had ik niets meer geluisterd. En toch had ik zo’n ongelofelijke behoefte aan muziek nu.
Mijn hand bleef hangen bij "Disintegration" van the Cure. Als ik wilde verzinken in nog meer triestheid en duisternis moest ik die cd vooral niet kiezen. No means no, was een beter idee. Ik grinnikte in mezelf.
'Jij en je muziek.' Ze was ongemerkt achter me komen staan en sloeg haar armen om mijn middel. De kou van haar handen trok door mijn buik.
'Ik wou dat ik je muziek was.' Ze legde haar hoofd tegen mijn rug.
Waarom was ze zo lief?
'Niet nu, Ana, ik kan het niet meer.' Alweer voelde ik me te ruw en te grof.
Haar grip verstevigde.
Twee meisjes in een honingzoete musical waren we geweest. Zo mooi is het dus om met een vrouw samen te leven, dacht ik. Haar wansmaak op muzikaal gebied vergaf ik haar.
De gedaanteverwisseling was heel geleidelijk gegaan. Anderen hadden het in de gaten gehad. Ik niet.
'Je bent veranderd.' Ik had het te vaak gehoord en het te vaak niet willen geloven. Totdat ik op een ochtend wakker was geworden en me had afgevraagd waarom er geen lul tussen mijn benen bengelde.
'Zijn die verhuisdozen stevig genoeg om cd’s in te vervoeren?', had ik een aantal uren later aan mijn collega gevraagd.

'Vanavond vertrek ik.' Met die woorden schudde ik Ana als een halsband van me af.
Deze plek was niet de mijne. Hier was ik in de jongen veranderd die ik niet wilde zijn.
Ik had het zo geprobeerd, zo mijn best gedaan.
Vechten kon ik, opgeven niet. Om uit de ring te kunnen stappen had ik mezelf in de laatste ronde knock-out moeten slaan.
Zonder na te denken trok ik een booklet uit de kast. Ik had mijn keuze gemaakt. Muziek voor bij mijn zwarte workers broek van vandaag.
Eerst morgen zou ik mijn fuchsia jurk dragen. Die met de bloemetjes.

26/3'10 Aedin
"Meisje Ana" heeft een prijs gewonnen. Op 23 juni '10 mag ik naar het schrijversdebat in Amersfoort om het verhaal voor te lezen en de prijs (die ze nog geheim houden) in ontvangst te nemen.

De M van Macht

Zesentwintig Limburgers met een letter op hun rug geplakt trokken in polonaise door de feestzaal. Onno Dokter had zin om het pistool uit zijn colbert te pakken en er vijfentwintig van te maken. Zou hij de D van Dood ertussenuit schieten of beter de M van Moord? Iedere trouwerij weer hetzelfde achterlijke spel. Elke letter van het alfabet werd gebruikt om een leuke anekdote te vertellen over het bruidspaar. Nooit werden de letters gebruikt voor alles wat je te wachten stond als je eenmaal getrouwd was. De G van Geen Gespreksstof, de U van Uit elkaar groeien of de V van Verveling en Vreemdgaan.

Onno’s ogen tastten de feestzaal af. Hij vond haar achter in een hoekje, druk in gesprek met een of ander familielid of oude bekende. Ze lachte en keek om zich heen met een glans in haar ogen die hij herkende van lang geleden. Uitdagend en flirtend. Ja, ze amuseerde zich goed, zijn vrouw, te goed. Ze was terug in haar geboorteplaats en voelde zich veilig hier in het diepe Zuiden. Als een schaap dat was teruggekeerd naar haar kudde.

Toen hij haar leerde kennen had hij haar accent sexy gevonden. Het had hem opgewonden. De laatste jaren was het hem steeds meer gaan storen. Nu vroeg en vertelde hij haar zo weinig mogelijk om maar niet haar stem te hoeven horen. Hij wilde niet meer luisteren naar de onzinnige verhalen over hun buren die voor het eerst zonder kinderen op vakantie waren geweest of over de moeder van Justin die nu een fulltime baan had omdat haar man een dagje minder was gaan werken om meer bij de kinderen te kunnen zijn. Ze bleef maar doorratelen, als een telemarketeer. Net zo ongewenst en ongevraagd.

'Meneer?'
Een meisje met een grote schaal snacks balancerend op haar linkerhand keek hem vragend aan. Onno Dokter nam een bitterbal, smeerde hem dik door de mayonaise en stak hem in zijn mond. Het meisje draaide van hem weg. Onno keek naar haar kont. Ze had niet eens naar hem gelachen. Even drukte hij met zijn hand tegen zijn jasje om contact te maken met de macht die zich in zijn binnenzak bevond. Daarmee zou hij haar lachen kunnen afdwingen. Daarmee zou hij haar kont kunnen beroeren.

'Ha', hij nam een grote slok bier.

Vanochtend na het scheren, had het gevoel hem overvallen. Onno Dokter was geen man die afging op zijn gevoel. Maar dit keer had hij alle verstandige redenen om het niet te doen aan de kant geduwd. Toen zijn vrouw in bad zat was hij naar zolder gegaan. Hij wist precies in welke van de vele verhuisdozen, die door zijn vrouw netjes waren opgestapeld in de berging, hij moest zoeken.

'Bewaar het goed Onno, het was erg belangrijk voor je vader', hij hoorde het zijn moeder nog zeggen.

Het had hem niets gezegd, dat hele pistool niet. Hij had het in een paar doeken gewikkeld en in een schoenendoos opgeborgen die hij in de berging van hun appartement had gezet. Daar had het jaren onaangeroerd gelegen. Ze waren daarna twee keer verhuisd. Hij was de schoenendoos uit het oog verloren. Sorteren en opruimen was Nadja’s liefhebberij.

Een paar maanden geleden, toen hij met zijn dochter door een fotoalbum had gebladerd en ze hadden moeten lachen om een foto van opa in korte broek, had hij ineens weer aan het pistool gedacht. Hij had moeten wachten tot donderdagavond, Nadja’s sportavond. Toen de kinderen sliepen was zijn zoektocht begonnen. De haast ziekelijke opruimwoede van zijn vrouw had het er niet makkelijker op gemaakt. Pas op de tweede donderdagavond-sportavond had hij het pistool teruggevonden in een verhuisdoos waarop "ongesorteerd" stond.

Hij had het geaaid, gepoetst, er denkbeeldig mee geschoten, weer in doeken gewikkeld, opnieuw uitgepakt, het tegen zijn wang gehouden, ja, zelfs tegen zijn hoofd had hij het gezet. Voordat hij het weer had terugstopt in de verhuisdoos had hij het merk en het model opgeschreven. Enkele weken geleden was het hem gelukt om munitie te kopen.

Dit pistool was gemaakt om grote dingen mee te doen. Hij zou zijn vader niet teleurstellen. Niet meer.

------------------

"Kom je?", vroeg hij, "de taxi is er."

Hij moest haar weg hebben van dit belachelijke feest. Hij kon hier niet nadenken. De muziek was te feestelijk. Onno liep naar de uitgang.

Op straat snoof hij de nachtlucht op. Het had net geregend. Hij hield van die geur. Enkele minuten verstreken. Waar hij het had afgedaan met een snelle handdruk moest Nadja natuurlijk weer uitgebreid afscheid nemen van het bruidspaar. Al dat gezanik hoe leuk en gezellig het feest wel niet was geweest. Ze zou hen veel geluk toewensen, want dat hoorde zo. Nadja deed alles wat ‘zo hoorde’.

De deur sloeg open.
"Zo, hèhè, oh, daar ben je. Whoho, je moet me wel vasthouden lieverd, ik geloof dat ik teveel gedronken heb."
Nadja liep op hem af als een kleuter die voor het eerst op hakken liep.
Onno Dokter zweeg, zoals hij altijd zweeg.
"Je zei toch dat de taxi er was, waar is ie dan?"
"Hij is er niet." Onno verstevigde zijn grip om Nadja’s middel.
"Hij is er niet? Hoezo niet? Bel dan een nieuwe, ik ga echt niet dat hele eind lopen op deze schoenen."
"Loop nu maar, we zijn er zo."
Hij trok haar mee.
"Waar zijn we zo? Heb je soms een hotel geboekt?"
"Zoiets ja", antwoordde Onno.
Blijkbaar had ze tijd nodig om die informatie te verwerken want het bleef stil.

De man en het hondje die een tijdje voor hen uit hadden gelopen, staken de straat over.
"Het was een gezellig feest hè", probeerde Nadja.
"Hmm", bromde hij.

In de voetgangerstunnel die onder de snelweg doorliep bleef Onno stilstaan.
Nadja keek hem aan. "Wat is er?"
De graffiti in de tunnel beantwoordde volledig aan het beeld dat Onno in zijn hoofd had. Dit was het moment. Hij pakte het pistool uit de binnenzak van zijn colbertjasje.
"Wat doe je nou? Ben je gek geworden of zo? Waarom heb je dat ding meegenomen? Wat ben je van plan?"
"Teveel vragen Nadja, teveel vragen waar ik geen antwoord op weet."
Onno voelde zich kalm. Dus zo voelde 'met voorbedachte rade'.

"Dit pistool was heel belangrijk voor mijn vader Nadja."
Onno Dokter speelde de schoolmeester die iets heel belangrijks ging uitleggen.
‘Ooit zul je het nodig hebben Onno, daarom geef ik het nu aan jou.’ "Dat zei hij op zijn sterfbed. Ik begreep het toen niet Nadja."
"Heb je teveel gedronken? Laten we een taxi bellen en naar huis gaan. We kunnen het er thuis over hebben."
Nadja klonk ineens heel nuchter.
"Weet je wat mijn vader ook altijd zei Nadja? Als je iemand liefhebt ben je bereid om voor diegene te sterven. Hij zei veel, mijn vader."
Met een zwaai hield Onno het pistool tegen de slaap van Nadja. Haar ogen werden groot. Ze stond ineens niet meer wiebelig op haar benen.
"Ben je dat Nadja, bereid om voor me te sterven?"
"Onno, hou hier onmiddellijk mee op. Dadelijk komt er iemand en dan bellen ze de politie nog."
Ze probeerde zijn hand weg te duwen. Hij drukte het pistool nog steviger tegen haar hoofd. Met zijn vrije hand omklemde hij haar schouder.
"Dit is geen spelletje Nadja. Ik stel je een eenvoudige vraag. Je hoeft alleen maar antwoord te geven."
"Ben je bereid om voor me te sterven?" Hij schreeuwde. Al zijn emotie legde hij in die ene vraag. Spuugspetters vielen op zijn colbertjasje.
"Nee Onno, dat ben ik godverdomme niet." De woorden knalden vol woede tegen de muur van de tunnel op waar ze omhuld werden met een hol laagje.

"Onno, alsjeblieft, hou hiermee op, je maakt me bang. Ik hou toch van je."
Alsof ze zich ineens had gerealiseerd dat ze haar leven misschien nog wel meer in gevaar had gebracht, was haar boosheid omgeslagen in angst en zieligdoenerij.
Zo meteen zou ze gaan huilen. Onno liet zijn hand met het pistool zakken.

In een stevig wandeltempo verliet hij de tunnel. Hongerig snoof hij de lucht op die hem nog frisser toekwam dan een uur geleden. Hij borg het pistool weer op in de binnenzak van zijn colbertjasje. Het was gemaakt om grote dingen mee te doen. Onno Dokter zou het koesteren, geheel volgens de traditie van vader op zoon.

16/5'10 Aedin

Mijn eerste dienstreis

“Nog één dag en we kunnen naar huis, gelukkig.” Martijns geeuw bereikt zijn eindpunt in het woordje gelukkig.
“Nog één dag en we moeten naar huis, jammer”, denk ik.
“Wat doen we, drinken we nog wat aan de bar?” Hij schuift zijn stoel achteruit, strekt zijn lange benen en kijkt me aan.
De bovenste twee knoopjes van zijn nagenoeg kreukvrije blouse staan open. Mijn ogen blijven hangen bij de borstharen die naar buiten piepen.
Snel fixeer ik mijn blik op de rood-witte strepen van de stoel.
“Ik wil me eerst even opfrissen, als je het niet erg vindt, en nog even naar huis bellen. De kinderen welterusten wensen.”
“Ah ja, natuurlijk. Ze zullen je wel missen zeker?”
“Ach, dat valt eigenlijk wel mee. Ze zijn in goede handen.”
Ik wil helemaal niet over mijn kinderen praten. Waarom heb ik dat onderwerp ook aangesneden. Ik wil net zo ongebonden zijn als mijn collega. Met mijn handen door zijn borstharen kroelen, dát wil ik.
Dit kan zo niet langer. Het komt vast door de sfeer die dit hotel uitademt. Door de Louis XVI-inrichting voel ik me als een schone jonkvrouwe met een te jonge prins die al twee dagen om haar heen dartelt.
Alsof Martijn me aanvoelt brengt hij het onderwerp op de workshop die we vandaag hebben gevolgd. Ik hoef alleen maar op de juiste momenten ‘ja’ of ‘nee’ te zeggen.

We verlaten het restaurant, pikken onze key card op aan de receptie en sloffen de trap op.
Op de vierde trede weet ik het zeker: vanavond pleeg ik overspel.
“Goed, zullen we zeggen rond half negen aan de bar?” We staan stil voor mijn kamer. Martijn leunt tegen de deurstijl.
Ik probeer in zijn ogen dezelfde hunkering te lezen, maar voordat ik welke blik dan ook kan interpreteren heeft hij zich al omgedraaid en loopt hij in grote passen van me weg.

Het avondlicht geeft mijn hotelkamer een nog romantischere uitstraling dan de roze-rode inrichting sowieso al doet. Ik heb zin om op het bed te springen en luidkeels liedjes van Grease te zingen.
Zo meteen zal Martijn op mijn deur kloppen om te zeggen dat hij maar één ding wilt: mij.
‘Niet goed, Denise, niet goed’, spreek ik mezelf toe.
Hoe heeft mijn baas het ook kunnen verzinnen. Een getrouwde vrouw van veertig voor het eerst op dienstreis sturen mét de knapste kerel van de zaak, inclusief overnachting in een karakteristiek hotel in hartje Limburg. Als de midlife crisis nog niet aan je deur heeft geklopt springt hij tijdens zo’n reisje met fanfare en al uit je weekendtas.

Ik leg het blauwe zomerjurkje klaar dat zo mooi bij mijn ogen kleurt. ‘Je weet maar nooit’, had ik gedacht toen ik het inpakte. Nee, je weet maar nooit.
Wat verwacht ik nu eigenlijk vanavond?
Als ik weer thuis ben moet ik echt een afspraak maken met mijn huisarts. Mijn hormoonhuis-houding is finaal op hol geslagen.

Na de douche, die niet het gewenste ontspannende effect heeft opgeleverd, toets ik het nummer van thuis in op mijn gsm.
“Met Jasper”, klinkt de stem van mijn oudste zoon al na twee keer overgaan.
“Hé lieverd, met mamma, hoe is het?”
“Goed, mamma kan ik morgen met Luc afspreken?”
“Dat weet ik niet schatje, dat moet je aan pappa vragen. Ik kom pas morgenavond thuis. Waar is pappa eigenlijk?”
“Die doet Daantje in bad. Mamma, ik heb vandaag twee nieuwe meubi’s gekregen op Habbo.”
“Oh ja?, wat leuk. Zeg maar tegen pappa dat ik hem straks nog even bel.”
“Is goed, doei.”
De verbinding is al verbroken voordat ik doei terug kan zeggen.

Ik werk mijn make-up bij, föhn mijn haren en ben uiteindelijk best tevreden over het resultaat. Het is tien over acht. Ik kan Martijn net zo goed even ophalen.
Dat eenmaal besloten hebbende, kan het me niet snel genoeg gaan. Ik ren nog net niet over de gang. Vlak voor zijn deur houd ik even in en inspecteer ik mezelf op zweetluchtjes. Ik ruik alleen ‘Obsession’. Heb ik niet teveel opgespoten? Is mijn jurk niet te overdreven?
Ach, onzin. Ik klop op Martijns deur. Er gebeurt niets. Zit hij misschien al aan de bar? Net als ik nog een keer wil kloppen gaat de deur open. Mijn ogen worden vrijwel meteen getrokken naar iets heel kleurrijks op de grond.
Martijns voeten zijn gestoken in levensgrote roze konijnensloffen.

Morgen weer naar huis. Eigenlijk mis ik Han best wel. Misschien moeten we snel eens een weekendje voor twee boeken.

2/4'10 Aedin
Inzending voor schrijfwedstrijd Hotel (New) Hampshire

Gewogen en te licht bevonden

Connie vroeg zich af of haar chaise longue, die zichtbaar leed onder het gewicht van Angela en Betty, weer in het juiste model zou terugveren.

De vraag die Betty zojuist had gesteld was in de lucht blijven hangen en wachtte op een antwoord.
'Waarom ik niet meer mee ga sporten...uhm ja...' Connie knabbelde op de binnenkant van haar wang.
Zou ze hun het echte verhaal vertellen of moest ze iets verzinnen ?
'We missen je', zei Angela. Ze trok haar gebreide beenwarmers omhoog die prompt weer afzakten.
'Je bent flink afgevallen.' Betty's blik gleed over haar lichaam als was het iets smerigs.
Hun sportoutfits in alle gradaties roze kleurden Connies huispak nog grijzer.

Een half jaar geleden hadden ze elkaar voor het eerst ontmoet toen ze hun kinderen uitzwaaiden aan het raam van groep 1. De overtollige kilo’s, waar ze geen van drieën last van hadden, schepten een band. Na een aantal koffieuurtjes waarin ze meermaals hadden verzucht dat het toch eigenlijk goed zou zijn als ze iets aan sport zouden doen, hadden ze het plan opgevat om een sportclubje op te richten. Sindsdien togen ze iedere donderdagochtend naar de wijksporthal. Ze noemden zich "De ABC-tjes" en hadden een heus reglement opgesteld:
- roze sportkleding verplicht;
- minimum gewicht 90 kilo;
- na het sporten verplicht snoepen.

Ze hadden een hoop lol samen. Iedere week bedacht een van hen wel weer een ludieke actie. Zo hadden ze het kleedlokaal al eens beplakt met plaatjes van strakke lichamen. Een andere keer hadden ze honderdvijftig zakjes chips in een van de kleedkasten gepropt. Het laatste idee was van Betty geweest. Ze had een tas met het getal 22 erop voor hun neus gehouden. De opdracht was om deze te vullen met tweeëntwintig dingen die op de een of andere manier te maken hadden met lijnen. Zo staken ze de draak met andermans strijd om de kilo’s.

Dit waren haar vriendinnen, ze hadden recht op de waarheid, besloot Connie.
'Oké, goed', begon ze, 'de laatste keer dat ik mee ben geweest is er iets gebeurd.'
'Je bedoelt dat Betty en ik toen in gevecht waren om dat zakje paprikachips', onderbrak Angela, 'dat was maar voor de nep hoor.'
'Weet ik', zei Connie geïrriteerd. 'Nee, ik wilde iets lekkers uit de kast halen en voelde ineens een felle zweepslag op mijn billen. Ik draaide me om en daar stond ze, in de deuropening, in een baan van licht.
'Wie stond daar ?' Betty’s ongeloof klonk door in haar vraag.
'Zij, de SM-dame.'
'Es-Em dame ?', herhaalde Angela.
'Ja, ze had zo’n leren pakje aan en een zweep in haar handen. Het was net een verschijning.' Connie sprak steeds zachter.
Het bleef stil in de kamer.
Betty pakte de weegschaal uit de 22-tas. 'Ga er eens op staan', beval ze Connie.
De wijzer wiebelde op en neer bij vierentachtig.
'Zie je, wat ik al dacht, je bent niet zwaar genoeg meer.'
'Jammer', merkte Angela nog op voordat ze samen met Betty het huis verliet.

16/2'10 Aedin

Geïnspireerd door deze foto
Voor de februariopdracht van Fantasierijk

De put van verlies

Hij stond zichzelf nu geen enkele aarzeling meer toe en liep in snel tempo naar de put, pakte de stenen rand vast en boog voorover.
De weerspiegeling in het water staarde hem aan. Hij kneep met zijn vingers in zijn handpalmen en mompelde: 'Ik ben het zelf die ik zie.'
Dit ging best goed. Dan kon hij ook de volgende stap zetten. Hij boog nog iets verder voorover, zette zijn handen aan zijn mond en riep zo hard hij kon: 'Davide.' De naam weerklonk steeds zachter om hem heen. Ik ben het zelf die ik hoor, als een mantra herhaalde het zich in zijn hoofd.
De druk rond zijn slapen nam toe. Het was alsof hij zijn ademhaling niet meer bij kon houden. Abrupt draaide hij zich om en zakte door zijn knieën. Zijn rug zocht houvast tegen de wand van de put. Hij boog zijn hoofd achterover en liet het rusten op de rand. De stenen brachten verkoeling in zijn nek.

Het was zijn beurt om met mamma mee te gaan. Davide zou pappa helpen in de tuin.
De eerste keer had hij het maar vreemd gevonden om niet samen met zijn broer op stap te gaan. Mamma had gezegd dat ze niet altijd maar alles samen konden doen.
Hij had huilend achter het raam gestaan toen Davide met pappa mee ging naar het voetballen. Hij mocht de volgende keer mee. Pas toen begon hij het leuk te vinden. Als je alleen was met pappa of mamma kreeg je meteen antwoord op je vragen en hoefde je niet op je beurt te wachten om iets te vertellen. Je maakte spannende dingen mee die je daarna aan je broer kon vertellen.
Uitgezwaaid door pappa en Davide vertrokken mamma en hij op de fiets om boodschappen te doen. Hij vertelde honderduit. Er was ook zoveel te zien onderweg. Soms onderbrak mamma hem en riep ze: 'Kijk uit, blijf langs de kant fietsen.'
In de winkel kochten ze allemaal lekkere dingen. Hij zocht de snoepjes uit. Davide had hem van tevoren ingefluisterd welke hij graag wilde. Bij de slager kreeg hij een stukje worst.
'Laat me eens goed kijken', zei de kassajuffrouw, 'vandaag is het de beurt van... Luca.'
Zijn ingehouden zucht ontsnapte in zijn: "Ja". Hij vond het vreselijk als ze hem met zijn broer verwarden.
Na de boodschappen wilde mamma nog even naar de schoenenwinkel. Hij voelde zich ineens heel raar.
'Ik heb zo’n buikpijn mamma', klaagde hij.
'Ach jongen toch', zijn moeder keek hem aan, 'je ziet ook helemaal bleek. Hoe kan dat dan ?'
'Ik weet het niet mamma, maar ik wil gewoon terug naar Davide.'
Mamma twijfelde even maar liep toen toch naar hun fietsen.
De weg terug was niet leuk. Hij wilde maar één ding, zo snel mogelijk naar huis. Hoe dichter hij in de buurt kwam, hoe heftiger de buikpijn. Toen ze het erf opreden riep hij Davides naam. Het bleef vreemd stil. Hij gooide zijn fiets aan de kant en rende naar de put. Mamma kwam hem achterna.
'Davide, Davide, neeeeee.' De echo van zijn schreeuwen klonk nog lang na.

Hij stond op. Het was tijd om terug te gaan. Er restte hem nog slechts één opdracht.
Het was de eerste keer sinds lange tijd dat hij weer bij de put op het erf van zijn ouders was. Bang als hij was dat de nachtmerries, die hem in zijn jeugd zo hadden getergd, weer opnieuw zouden beginnen, had hij de bewuste plek steeds vermeden.
Hij wist, als hij in het water keek zou hij Davide zien. Als hij zijn naam riep zou hij Davides stem horen. De put maakte de herinnering aan zijn broer haast tastbaar. Het gaf hem de neiging om erin te springen en hem vast te pakken, hem terug te halen. Ze waren zo sterk met elkaar verbonden geweest, dat het hem jaren had gekost om te leren hoe zijn eigen weerspiegeling eruit zag, hoe zijn eigen echo klonk.

Het was op dit punt in zijn leven dat hij zich er klaar voor voelde om de laatste horde te nemen. Hij draaide zich om en boog zijn hoofd opnieuw in de put.
'Je hebt gewonnen, tweelingbroertje van me. Jij durfde over de rand van de put te lopen. Ik niet. Ik heb voor altijd verloren. Ooit zal ik je volgen. Maar nu… nu moet ik verder. Dag Davide, ik hou van je.'

Hij schraapte zijn keel en ritste zijn windjack dicht toen hij over het erf naar de auto liep die aan de overkant van de weg geparkeerd stond. Een autodeur klapte open en een klein jochie rende op hem af. 'Pappa, pappa, heb je dat gezien, daarachter in de lucht, een straaljager.'
'Nou, dat had ik willen zeggen', mokte het tweede jongetje dat op hem toe liep.

15/2'10 en 14/3'10 Aedin (herschreven in de Collegezaal)
30/11'09 Aedin (eerste versie)

Uit haar rol gevallen

Centimeter voor centimeter trok ze het nylon over haar linkerbeen. Haar handen voelden een beetje ruw. Ze moest uitkijken dat ze niet met een velletje in de panty bleef hangen en een ladder trok. Met één been gevangen in de panty hinkte ze naar de kast waar de handcrème lag. Ze gebruikte bijna twee tubes per week. Haar handen zaten teveel in het sop.

Hij vond het geldverknoeierij om een werkster in te huren. Ze had het wel eens voorgesteld. Hij had haar recht in haar gezicht uitgelachen: "En dan ga jij zeker met je luie kont op de bank hangen. Jij wilde toch zo’n groot huis. Nou, dan zorg jij ook maar dat het gepoetst wordt."
Maar zij had deze tempel nooit gewild. Alsof ze daar ooit inbreng in had gehad.

Ze stapte met haar rechtervoet in de kous. Haar roodgelakte teennagels piepten door het fijne stof heen. Het was een extra mooie; glanzend zwart met een pastillemotief.
Terwijl ze aan de panty trok, bewoog ze haar heupen beurtelings op en neer om de naad strakker aan te trekken. Niets zo vervelend als een lubberend kruis, zeker wanneer je geen slipje droeg.

O-benen had ze volgens hem.
"Erfenis van je moeder", zei hij dan, "net als je rimpelachtige huid."
Hij vond haar niet mooi, dat liet hij haar iedere dag wel even merken. Het ergste vond ze het als hij haar belachelijk maakte waar anderen bij waren. Dan wist ze zich geen houding te geven. Gisteren nog had ze een blik van schaamte gezien bij haar vriendin toen hij tegen haar zei: "Zie je nu hoe mooi zo’n kort rokje met laarzen staat als je zo’n lange slanke benen hebt als Edith. Maar ja, dat gaat bij jou nooit meer lukken."

Het zwart leren minirokje lag al klaar op het bed, de rode pumps stonden eronder. De pruik, sieraden, het jasje, alles lag binnen handbereik. Ze verkoos het om haar werkkleding thuis al aan te doen. Zo kon ze alle tijd nemen voor de transformatie. Ieder kledingstuk dat ze aantrok, ieder detail dat ze toevoegde liet haar zelfvertrouwen groeien.

Volgens hem was ze een labiel iemand en zo dom als het achtereind van een varken. Als ze er maar voor zorgde dat het eten klaarstond als hij thuiskwam en het huis schoon was. Op seksueel gebied verlangde hij helemaal niets van haar. Ze sliepen in aparte kamers. Ze had niet de indruk dat er een ander in het spel was. Vreemd genoeg was hij van haar afhankelijk. Hij had iemand nodig om tegenaan te schoppen. Dat was waar zij in het spel kwam. Ze hoefde het niet in haar hoofd te halen om ooit te bedanken voor die rol. Hij had er wel voor gezorgd dat hij een sterke troef in handen had waardoor ze geen scheiding durfde aan te vragen. Hij zou er alles aan doen om ervoor te zorgen dat ze haar zoon nooit meer te zien zou krijgen. Een risico dat ze niet wilde nemen.

Ze verheugde zich er op om straks nog even wat te kunnen bijkletsen met haar collega’s.
"Collega’s." Ze had niet verwacht dat het haar zo’n fijn gevoel zou geven om dat woord in de mond te nemen. Met zijn collega’s had ze nog nooit kennisgemaakt.
"Je zou alleen maar alles voor me verzieken met je domme opmerkingen", had hij tegen haar gezegd toen ze had gevraagd waarom ze nooit mee mocht naar feestjes van de zaak.
Hij had op zijn werk het beeld in het leven geroepen dat zij een zieke vrouw was.
"Och, in feite ben je dat toch ook", was zijn verklaring. Ze hoorde hem nog lachen toen hij dat zei.

Hij was een gewiekste man. Als advocaat werd hij gevreesd. De meeste van zijn zaken won hij. Soms, als hij in een goede bui was, sprak hij wel eens over zijn werk met haar. Het maakte hem niet uit wat zijn klanten uitgevreten hadden, als hij ze maar kon vrijpleiten.
"Het is net als een schaakspel schatje", zei hij dan.
"Je moet je tegenstander altijd een aantal stappen voor zijn. Verwacht het onverwachte. Wees op elke zet bedacht."
Maar meestal vertelde hij haar niets. Mensen die geen opleiding hadden genoten vond hij achterlijk, niet de moeite waard.
Als Brian wel eens mopperde over school was zijn advies: "Je wilt toch zeker niet dezelfde fout als je moeder maken en voor altijd zo stom blijven."

Ze bekeek zichzelf uitgebreid in de spiegel en schikte wat aan de beugelbh zodat er wat meer decolleté zichtbaar werd. Het Cleopatra kapsel gaf haar een harde, toch sexy uitstraling.
De wekkerradio gaf aan dat het 23:28 uur was. Het was tijd om naar haar werk te vertrekken. Wat begonnen was als het onderdeel van een zorgvuldig uitgedacht plannetje was langzamerhand een onmisbare uitlaatklep geworden. Ze werd gewaardeerd door de klanten en verstond haar vak. Ja, ze was er goed in.
Vandaag was een speciale dag. Ze had er lang op gewacht.

Geheel volgens de stijl van haar leermeester had ze enkele maanden geleden de netten al uitgezet. Brian had haar wegwijs gemaakt op de computer en uitgelegd hoe Hyves werkte. Na wat stoeien had ze ontdekt dat je ook een nepprofiel kon aanmaken.
Ze had niet lang hoeven zoeken. Je kon gewoon de naam van het bedrijf ingeven en zien wie er lid was. Zo was ze al snel in contact gekomen met Gwen, trainee bij het advocatenkantoor. Vier maanden was ze nu zijn hyvesvriendje en ze hadden al heel wat berichtjes gewisseld. Ze had zijn volledige vertrouwen wist ze. Hij vertelde haar alles. Toen ze hem het idee aan de hand had gedaan om het halfjaarlijkse mannenuitje van de zaak eens een hele andere invulling te geven was hij meteen enthousiast geweest.
"Mag het ook een beetje pikant zijn?", had ze hem gevraagd.
Natuurlijk had hij daar ja op geantwoord.
"Dan moet je echt eens naar Maison du Cleo gaan", had ze hem geadviseerd.

Ze knoopte haar trenchcoat, die tot haar knieën reikte, dicht en liep de trap af naar de inpandige garage. Zoals ze had verwacht was Erik door een taxi opgepikt. De Jaguar blonk haar tegemoet. Ze wierp een blik over haar schouder en keek naar het huis, waar zoveel van haar leven inzat. Het voelde haast alsof ze afscheid nam. Morgen zou ze opnieuw kennismaken. Dan zou alles anders zijn.

Haar dans, de striptease, ze had het met meer vuur en passie uitgevoerd dan ooit. Vooral de mannen op de eerste rij raakten niet uit gefloten. Ze hadden er steeds verhitter uitgezien, op één man na die lijkbleek bleef zien. Zelfs toen ze op zijn schoot was beland, haar borsten in zijn gezicht had geduwd en een lapdance ten beste had gegeven, was er geen kleur op zijn wangen gekomen.
In zijn oor had ze de sensuele woorden gefluisterd: "Schatje, lach eens in de camera, je speelt de hoofdrol in mijn film. Over een half uurtje is de première op Youtube."

6/2'10 Aedin
Geïnspireerd door de maanduitdaging "wraak" van CdlC

Soms is het beter iets moois te verliezen; beter verliezen dan dat je het nooit hebt gehad.

Toe!
Geef me!
Desnoods een nare.
Eén herinnering aan jou.
Andermans verhalen moet ik geloven.
Om te leren wie je was.
Ze zeggen dat we op elkaar lijken.
"Maar dat kunnen we nooit toetsen, hè pap!"
Zo jammer dat ik je nooit heb leren kennen.
Soms verlies je iets moois dat je nooit hebt gehad.

30/1'10 Aedin

Ik had wat woorden over toen op Hyves ineens de Ed.i.t.-wind overwaaide.

Frikadel veroorzaakt opstopping

Ging het maar regenen, dacht ze. Claire keek door het keukenraam hoe haar man in de weer was met het poetsdoekje. Ze haatte zijn 'Martina'. Ze hoorde het hem al vragen: "Schatje, wat zou je denken van een ritje met de cabrio ?"

Jan-Willem aaide zijn Aston Martin. Zijn meisje was klaar om geshowd te worden. Claire, met haar hoofddoekje om op de passagiersstoel, zou het plaatje compleet maken. Hij zou haar moeten paaien door een leuk restaurantje in het vooruitzicht te stellen, panisch als ze was voor al die rondvliegende insecten.

"Daniël, ik heb zo’n trek in frikadellen." Liefjes keek zijn vrouw hem aan.
Zevendertig weken zwanger was ze nu en ze dreef hem tot het uiterste met haar kuren.
Hij wiste zich het zweet van zijn hoofd. Het was bloedheet vandaag.
Ach, hij kon geen nee zeggen tegen zijn Chantalleke.
"Ik rij wel even naar Hapsnap want 't Huukske is dicht."
"Dan ga ik mee, dan kan ik ze alvast in de auto opeten."
"De nood is hoog, begrijp ik." Hij zei het quasi ernstig.
"Ik zou willen dat jij voor één dag zo’n vreetmonstertje in je buik had. Kom !" Ze waggelde naar buiten.

Zuchtend gooide Devon de frites in het vet. Hij werkte nu twee maanden in de frituur van zijn tante. Een kutbaan was het. Gelukkig zat zijn dienst er over vijf minuten op.
"Zegt u het maar", zei hij tegen de verhit uitziende man die net binnen was gekomen.
"Doe me vier, nee vijf frikadellen", zei deze.
Frikadellen hadden niet lang nodig, wist Devon, maar hij besefte ook wel dat twee minuten te kort waren. Wat kon het hem boeien. Hij overhandigde de bestelling, rekende af en liep tegelijkertijd met de frikadellenman de deur uit.
"Ik ben weg", riep hij zijn tante nog na.

"Wat een bekijks hebben we, hè liefje", Jan-Willem kneep in haar bovenbeen.
Met haar lippen stijf op elkaar geklemd knikte Claire.
Bah, de lucht zat vol met onweersbeestjes. Ze knoopte het sjaaltje nog wat strakker om haar hoofd en verwenste de auto.

Chantal griste de zak uit Daniëls handen.
"Kijk maar uit, ze komen net uit het vet", waarschuwde hij.
"Wolgens mij iss deuze nog bevrore", met volle mond uitte Chantal haar ongenoegen. Het weerhield haar er niet van de rest van de vette hap naar binnen te schrokken.

Jan-Willem trapte het gaspedaal wat dieper in. Het laatste stukje snelweg voordat ze bij Chez Jean waren. Nog even lekker scheuren.

"Ik voel me niet zo lekker."
Bezorgd keek Daniël zijn vrouw aan. "Het gaat toch niet beginnen liefje ?"
"Ik houd het niet meer." Chantal maakte kokhalzende bewegingen en spuwde haar maaginhoud uit het autoraam.

Met honderdtwintig kilometer per uur kletsten stukken frikadel tegen Claires gezicht.
"Kevers", krijste ze.
Door de schrik verloor Jan-Willem de controle over het stuur. De Aston tolde over de rijbaan en kwam tegen de vangrail tot stilstand.

"Een file van enkele uren, vandaag op de A73 bij Haps. De oorzaak was waarschijnlijk een frikadel", meldde Hart van Nederland die avond.

12/1'10 Aedin

Uitgelicht op Hyves in januari 2010

Geschreven voor de winteropdracht (Een kwestie van motiveren) van Het Fantasierijk

Momenten

Op een lentedag had hij in haar ogen gekeken. Daarna was hij blind geworden voor alle andere vrouwen. Hij had het toen nog niet beseft. Hoe kon hij ook, hij was pas acht.

Hij klom in bomen. Zij ook. Ze was het nichtje van zijn buurjongen. Als ze op bezoek kwam bij haar neef (en dat was gelukkig vaak) trokken ze er gedrieën op uit. Meisjes waren stom, maar zij niet. Ze kon goed hutten bouwen, bedacht gevaarlijke dingen en deed zelf net zo hard mee. Ze was 7, zag er uit als een jongen en werd zijn allerbeste vriendinnetje.

De verandering sloop er geleidelijk in. Heel geniepig. Het begon ermee dat ze haar kleren niet meer vies wilde maken. Dat vond hij maar raar. Ze wilde ineens van alles van hem weten en stelde de raarste vragen. Of hij al eens gezoend had en op wie hij was. En dan dat staren dat ze deed. Het maakte hem zenuwachtig zoals ze soms naar hem keek. Ineens ook vond ze meisjesdingen leuk. Dat was nou nét waar hij een hekel aan had. Hij wendde zich steeds meer tot zijn vrienden voor het jongens onder elkaar gevoel, zij tot haar vriendinnen die haar beter begrepen.

Met veel tegenzin bezocht hij jaren later het Atheneum. De voetbaltafel in de soos was het enige leuke aan de hele school. Het was in het tweede jaar dat hij haar weer zag. Hij stond tegen een pilaar geleund, de nieuwe lading brugpiepers, die hun eerste voetstappen in de soos zetten, stiekem observerend. Hij had haar niet direct herkend. Ze zag er anders uit. Er ging een vreemde aantrekkingskracht van haar uit die hij niet kon verklaren. Toch, zijn spitse cowboylaarzen in maat 44 en haar zwarter dan zwarte look drukten elke poging om dichterbij te komen al bij voorbaat de kop in.

School bestond alleen nog maar uit haar zien. Iedere schooldag had hij maar één doel: haar blik te vangen. Soms zat er een extraatje als "hoi" of "hallo" in, dan kon zijn dag helemaal niet meer stuk. Ze was verlegen geworden en verborg haar gezicht achter lang haar. Zijn vrienden vonden haar maar niets. Ze droeg rare kleren en had niets op de plank. Maar hij zag toen al de schoonheid die anderen pas later gewaar zouden worden.

Het was hem net niet gelukt om te zakken voor het examen en dus moest hij de school verlaten terwijl zij nog een jaar voor de boeg had. Hij ging op kamers en ontdekte het studentenleven iets te goed. Dat vreemde, aangevreten plekje in zijn hart had een medicijn nodig. En dus experimenteerde hij erop los. Hij bande haar uit zijn geheugen; dacht hij.

Als volleerd wetenschapper keerde hij jaren later terug naar zijn geboortestad in de hoop er weer een stukje van zijn jeugd te kunnen terugvinden. Zijn buurjongen was inmiddels getrouwd en leidde een veilig leventje in een doorzonwoning vol lieftalligheid, luiers, en een labrador. Het nichtje zag hij soms tijdens familiefeesten, ze was journaliste, woonde in Amsterdam en had een leuke vriend, liet hij hem tussen neus en lippen weten.

Hij accepteerde een baan in Duitsland en maakte snel carrière. Waren het de vele dienstreizen of het gebrek aan een vrouw in zijn leven die hem tot een eenzaam man maakten ? Vriendinnen had hij vele, maar hij miste een allerbeste.

Met zijn project over nanodeeltjes, waar hij al jaren aan werkte, won hij een prijs. Het was 16 maart 2009 en hij had een afspraak in het Pullman hotel met een journaliste van een vooraanstaand tijdschrift. Hij hield niet van interviews. Tien tegen een dat ook deze juffrouw wat standaardvragen zou stellen. Een inhoudelijk gesprek zou er alweer niet inzitten, vreesde hij.

Hij was een man van de tijd. Op het afgesproken tijdstip meldde hij zich bij de receptie. Berndt (zo leerde het naamkaartje) achter de balie gaf hem een dichtgevouwen briefje. Ging het gesprek nu ook nog niet door ? Tussen duim en wijsvinger maakte hij het briefje open en las: vraag 1: Klim je nog steeds in bomen ?

Zijn hartritme was terstond ontregeld. Hij zocht om zich heen en vond tien meter van hem vandaan meer vrouwelijkheid dan waartegen hij was opgewassen. Het benam hem de adem. De huttenbouwer, het verlegen zwartkijkertje was uitgegroeid tot een vrouw met hoofdletter v die zelfverzekerd en stralend op hem afliep. Ze kuste hem driemaal, zei: "Wat ontzettend leuk om jou weer tegen te komen", en stelde voor om een hapje te gaan eten in het restaurant.

Dit keer was het zijn beurt om te staren. Heel het gesprek lang. Ze haalden herinneringen op. Hij waande zich terug in de tijd. Ze praatten over zijn project waar zij zich van a tot z in had verdiept. Ze daagde hem uit met haar vragen. Hij liet haar lachen met zijn grappen. Het plekje in zijn hart liet hem weten nog steeds niet genezen te zijn.

Na het eten verhuisden ze naar de bar. Ze hield van wijn, hij ook. Hij liet haar weten alleenstaand te zijn, zij vertelde hem dat ze getrouwd was en een kind had. De aangevreten plek binnenin hem werd dubbel zo groot. Toch was ze nu hier met hem, dat betekende toch iets, hield hij zich voor.

Hoe later de avond werd hoe meer ze elkaar durfden toe te vertrouwen.
"Ik ben altijd verliefd op je geweest", bekende ze.
Hij nam haar hand in de zijne en keek haar lang aan.
"Ik heb altijd van jou gehouden."
Meer nog dan aan haar gaf hij dit aan zichzelf toe. Eerst nu begreep hij dat alleen zij zijn leven compleet kon maken. De mooiste plekjes op aarde had hij gezien, het succes in zijn werk bereikt waar hij zo op gehoopt had, maar écht geluk dat ademde zij uit.

Hij wilde haar niet loslaten toen ze afscheid namen.

Ze vonden elkaar in een kus die alles zei maar niets beloofde.

Hij keek haar nog lang na toen ze met onzekere tred het hotel uitliep.

Momenten bevroren in een gloeiend heet hart dat voor altijd zou blijven nasmeulen.

Geïnspireerd door het nummer "You are" van Arid
10/1'10 Aedin