Aedin fantaseert
"Je leert een schrijver pas werkelijk kennen door het inktspoor te volgen dat hij achterlaat. De mens die je denkt te zien is slechts een omhulsel, de waarheid verbergt zich altijd in de fantasie" uit: Het spel van de engel van Carlos Ruiz Zafón.

De put van verlies

Hij stond zichzelf nu geen enkele aarzeling meer toe en liep in snel tempo naar de put, pakte de stenen rand vast en boog voorover.
De weerspiegeling in het water staarde hem aan. Hij kneep met zijn vingers in zijn handpalmen en mompelde: 'Ik ben het zelf die ik zie.'
Dit ging best goed. Dan kon hij ook de volgende stap zetten. Hij boog nog iets verder voorover, zette zijn handen aan zijn mond en riep zo hard hij kon: 'Davide.' De naam weerklonk steeds zachter om hem heen. Ik ben het zelf die ik hoor, als een mantra herhaalde het zich in zijn hoofd.
De druk rond zijn slapen nam toe. Het was alsof hij zijn ademhaling niet meer bij kon houden. Abrupt draaide hij zich om en zakte door zijn knieën. Zijn rug zocht houvast tegen de wand van de put. Hij boog zijn hoofd achterover en liet het rusten op de rand. De stenen brachten verkoeling in zijn nek.

Het was zijn beurt om met mamma mee te gaan. Davide zou pappa helpen in de tuin.
De eerste keer had hij het maar vreemd gevonden om niet samen met zijn broer op stap te gaan. Mamma had gezegd dat ze niet altijd maar alles samen konden doen.
Hij had huilend achter het raam gestaan toen Davide met pappa mee ging naar het voetballen. Hij mocht de volgende keer mee. Pas toen begon hij het leuk te vinden. Als je alleen was met pappa of mamma kreeg je meteen antwoord op je vragen en hoefde je niet op je beurt te wachten om iets te vertellen. Je maakte spannende dingen mee die je daarna aan je broer kon vertellen.
Uitgezwaaid door pappa en Davide vertrokken mamma en hij op de fiets om boodschappen te doen. Hij vertelde honderduit. Er was ook zoveel te zien onderweg. Soms onderbrak mamma hem en riep ze: 'Kijk uit, blijf langs de kant fietsen.'
In de winkel kochten ze allemaal lekkere dingen. Hij zocht de snoepjes uit. Davide had hem van tevoren ingefluisterd welke hij graag wilde. Bij de slager kreeg hij een stukje worst.
'Laat me eens goed kijken', zei de kassajuffrouw, 'vandaag is het de beurt van... Luca.'
Zijn ingehouden zucht ontsnapte in zijn: "Ja". Hij vond het vreselijk als ze hem met zijn broer verwarden.
Na de boodschappen wilde mamma nog even naar de schoenenwinkel. Hij voelde zich ineens heel raar.
'Ik heb zo’n buikpijn mamma', klaagde hij.
'Ach jongen toch', zijn moeder keek hem aan, 'je ziet ook helemaal bleek. Hoe kan dat dan ?'
'Ik weet het niet mamma, maar ik wil gewoon terug naar Davide.'
Mamma twijfelde even maar liep toen toch naar hun fietsen.
De weg terug was niet leuk. Hij wilde maar één ding, zo snel mogelijk naar huis. Hoe dichter hij in de buurt kwam, hoe heftiger de buikpijn. Toen ze het erf opreden riep hij Davides naam. Het bleef vreemd stil. Hij gooide zijn fiets aan de kant en rende naar de put. Mamma kwam hem achterna.
'Davide, Davide, neeeeee.' De echo van zijn schreeuwen klonk nog lang na.

Hij stond op. Het was tijd om terug te gaan. Er restte hem nog slechts één opdracht.
Het was de eerste keer sinds lange tijd dat hij weer bij de put op het erf van zijn ouders was. Bang als hij was dat de nachtmerries, die hem in zijn jeugd zo hadden getergd, weer opnieuw zouden beginnen, had hij de bewuste plek steeds vermeden.
Hij wist, als hij in het water keek zou hij Davide zien. Als hij zijn naam riep zou hij Davides stem horen. De put maakte de herinnering aan zijn broer haast tastbaar. Het gaf hem de neiging om erin te springen en hem vast te pakken, hem terug te halen. Ze waren zo sterk met elkaar verbonden geweest, dat het hem jaren had gekost om te leren hoe zijn eigen weerspiegeling eruit zag, hoe zijn eigen echo klonk.

Het was op dit punt in zijn leven dat hij zich er klaar voor voelde om de laatste horde te nemen. Hij draaide zich om en boog zijn hoofd opnieuw in de put.
'Je hebt gewonnen, tweelingbroertje van me. Jij durfde over de rand van de put te lopen. Ik niet. Ik heb voor altijd verloren. Ooit zal ik je volgen. Maar nu… nu moet ik verder. Dag Davide, ik hou van je.'

Hij schraapte zijn keel en ritste zijn windjack dicht toen hij over het erf naar de auto liep die aan de overkant van de weg geparkeerd stond. Een autodeur klapte open en een klein jochie rende op hem af. 'Pappa, pappa, heb je dat gezien, daarachter in de lucht, een straaljager.'
'Nou, dat had ik willen zeggen', mokte het tweede jongetje dat op hem toe liep.

15/2'10 en 14/3'10 Aedin (herschreven in de Collegezaal)
30/11'09 Aedin (eerste versie)

0 reacties:

Een reactie posten