Aedin fantaseert
"Je leert een schrijver pas werkelijk kennen door het inktspoor te volgen dat hij achterlaat. De mens die je denkt te zien is slechts een omhulsel, de waarheid verbergt zich altijd in de fantasie" uit: Het spel van de engel van Carlos Ruiz Zafón.

Mijn eerste dienstreis

“Nog één dag en we kunnen naar huis, gelukkig.” Martijns geeuw bereikt zijn eindpunt in het woordje gelukkig.
“Nog één dag en we moeten naar huis, jammer”, denk ik.
“Wat doen we, drinken we nog wat aan de bar?” Hij schuift zijn stoel achteruit, strekt zijn lange benen en kijkt me aan.
De bovenste twee knoopjes van zijn nagenoeg kreukvrije blouse staan open. Mijn ogen blijven hangen bij de borstharen die naar buiten piepen.
Snel fixeer ik mijn blik op de rood-witte strepen van de stoel.
“Ik wil me eerst even opfrissen, als je het niet erg vindt, en nog even naar huis bellen. De kinderen welterusten wensen.”
“Ah ja, natuurlijk. Ze zullen je wel missen zeker?”
“Ach, dat valt eigenlijk wel mee. Ze zijn in goede handen.”
Ik wil helemaal niet over mijn kinderen praten. Waarom heb ik dat onderwerp ook aangesneden. Ik wil net zo ongebonden zijn als mijn collega. Met mijn handen door zijn borstharen kroelen, dát wil ik.
Dit kan zo niet langer. Het komt vast door de sfeer die dit hotel uitademt. Door de Louis XVI-inrichting voel ik me als een schone jonkvrouwe met een te jonge prins die al twee dagen om haar heen dartelt.
Alsof Martijn me aanvoelt brengt hij het onderwerp op de workshop die we vandaag hebben gevolgd. Ik hoef alleen maar op de juiste momenten ‘ja’ of ‘nee’ te zeggen.

We verlaten het restaurant, pikken onze key card op aan de receptie en sloffen de trap op.
Op de vierde trede weet ik het zeker: vanavond pleeg ik overspel.
“Goed, zullen we zeggen rond half negen aan de bar?” We staan stil voor mijn kamer. Martijn leunt tegen de deurstijl.
Ik probeer in zijn ogen dezelfde hunkering te lezen, maar voordat ik welke blik dan ook kan interpreteren heeft hij zich al omgedraaid en loopt hij in grote passen van me weg.

Het avondlicht geeft mijn hotelkamer een nog romantischere uitstraling dan de roze-rode inrichting sowieso al doet. Ik heb zin om op het bed te springen en luidkeels liedjes van Grease te zingen.
Zo meteen zal Martijn op mijn deur kloppen om te zeggen dat hij maar één ding wilt: mij.
‘Niet goed, Denise, niet goed’, spreek ik mezelf toe.
Hoe heeft mijn baas het ook kunnen verzinnen. Een getrouwde vrouw van veertig voor het eerst op dienstreis sturen mét de knapste kerel van de zaak, inclusief overnachting in een karakteristiek hotel in hartje Limburg. Als de midlife crisis nog niet aan je deur heeft geklopt springt hij tijdens zo’n reisje met fanfare en al uit je weekendtas.

Ik leg het blauwe zomerjurkje klaar dat zo mooi bij mijn ogen kleurt. ‘Je weet maar nooit’, had ik gedacht toen ik het inpakte. Nee, je weet maar nooit.
Wat verwacht ik nu eigenlijk vanavond?
Als ik weer thuis ben moet ik echt een afspraak maken met mijn huisarts. Mijn hormoonhuis-houding is finaal op hol geslagen.

Na de douche, die niet het gewenste ontspannende effect heeft opgeleverd, toets ik het nummer van thuis in op mijn gsm.
“Met Jasper”, klinkt de stem van mijn oudste zoon al na twee keer overgaan.
“Hé lieverd, met mamma, hoe is het?”
“Goed, mamma kan ik morgen met Luc afspreken?”
“Dat weet ik niet schatje, dat moet je aan pappa vragen. Ik kom pas morgenavond thuis. Waar is pappa eigenlijk?”
“Die doet Daantje in bad. Mamma, ik heb vandaag twee nieuwe meubi’s gekregen op Habbo.”
“Oh ja?, wat leuk. Zeg maar tegen pappa dat ik hem straks nog even bel.”
“Is goed, doei.”
De verbinding is al verbroken voordat ik doei terug kan zeggen.

Ik werk mijn make-up bij, föhn mijn haren en ben uiteindelijk best tevreden over het resultaat. Het is tien over acht. Ik kan Martijn net zo goed even ophalen.
Dat eenmaal besloten hebbende, kan het me niet snel genoeg gaan. Ik ren nog net niet over de gang. Vlak voor zijn deur houd ik even in en inspecteer ik mezelf op zweetluchtjes. Ik ruik alleen ‘Obsession’. Heb ik niet teveel opgespoten? Is mijn jurk niet te overdreven?
Ach, onzin. Ik klop op Martijns deur. Er gebeurt niets. Zit hij misschien al aan de bar? Net als ik nog een keer wil kloppen gaat de deur open. Mijn ogen worden vrijwel meteen getrokken naar iets heel kleurrijks op de grond.
Martijns voeten zijn gestoken in levensgrote roze konijnensloffen.

Morgen weer naar huis. Eigenlijk mis ik Han best wel. Misschien moeten we snel eens een weekendje voor twee boeken.

2/4'10 Aedin
Inzending voor schrijfwedstrijd Hotel (New) Hampshire