Aedin fantaseert
"Je leert een schrijver pas werkelijk kennen door het inktspoor te volgen dat hij achterlaat. De mens die je denkt te zien is slechts een omhulsel, de waarheid verbergt zich altijd in de fantasie" uit: Het spel van de engel van Carlos Ruiz Zafón.

Saudade

Nog een klein puntje was zichtbaar van het land in de verte, zijn land. Ze bleef het met haar ogen vasthouden. Soms werd het zicht onderbroken door haar lange haren die voor haar gezicht waaiden. Het beeld werd vager en vager.


Gescheiden door zoveel meer dan alleen de zee. Alleen iets wat ooit tot elkaar behoord had kon ontbonden worden. Zo dichtbij waren ze geweest, bijna één.

Met haar tong streek ze over haar gebarsten lippen. Ze proefde de smaak van liefde. Hoe lang nog ?

Zijn land was niet het hare. Haar tijdszone niet de zijne. Toch, als vanzelf hadden ze hun ruimte weten te vinden. Ze hadden er hun plekje ingenomen en er iedere seconde van het leven verkend. Met een intensiteit die je alleen kon hebben als je wist dat de tijd die je met elkaar had eindig was.

Ze hadden geen afscheid genomen. Er was geen vaarwel. Ooit zouden afstanden overbrugd worden. Maar geen afscheid nemen deed misschien nog wel meer pijn.

Ze liet de reling los en draaide zich om. Er was niets meer te zien. De toekomst lag achter haar. Ze zou haar blik moeten richten op het verleden. Ze keerde huiswaarts. Haar thuis was waar de liefde niet was.

De koffer in haar hand was gewichtsloos doch vol met herinneringen aan later.

Geïnspireerd door het nummer "Herinnering aan later" van Blof

Zonder toezegging

“Dus dit is het ? Jij loopt zomaar de deur uit met je tas en finito. Ik zie je nooit meer ?” Ze wilde de wanhoop niet in haar stem laten door klinken maar besefte dat het al te laat was.
Hij stond daar maar in de gang met zijn weekendtas in zijn armen als was het zijn kostbaarste bezit.
Weekendtas die een weektas was geworden. Niet genoeg, nee het was niet genoeg geweest. De tas had altijd klaargestaan om in te pakken en weg te wezen.
“Ik heb je nooit enige toezegging gedaan”, zei hij zacht, zijn ogen naar de grond gericht.
“Nee Mark, dat heb je inderdaad niet.” Een traan rolde over haar wang. Ook dat nog.
"Maar... ik dacht... Voel jij dan niet wat ik voor jou voel? Verdomme Mark, ik hou van je.” Ze zocht oogcontact, wilde dat hij zou zeggen "ik ook van jou".
“Evi, ik… ik denk dat ik nu beter kan gaan.” Hij keek haar nog steeds niet aan.
“Ja, ga maar, vlucht maar. Ren maar zo hard als je kunt. Ga maar ergens anders je sex scoren. Want dat is het toch waar het je om te doen was Mark? Of niet? En nu je alle standjes met me hebt uitgeprobeerd ben je uitgekeken op je speeltje. Tijd voor een andere sloerie. Ze zal wel al op je wachten. Kun je je tas weer bij een ander station parkeren.”
“Godskolere Evi, je weet dat ik zo niet in elkaar zit.” Even had ze zijn aandacht, ja, nu wel.
“Dat dacht ik Mark, ja ik idioot heb jou vertrouwd. Je alles gegeven wat in me zat. Ik dacht dat je van me hield.” Ze zonk neer op de tegelvloer. De tranen waren niet meer tegen te houden. Ze kon het niet meer. Ze veegde met haar handpalm langs haar ogen. Zwarte strepen mascara tekenden zich af.
“Ga weg, ga godverdomme, de deur is open. Ga en kom nooit meer terug. Lul, klootzak”, zelfs schelden lukte niet meer. Als een vertraagde film zo voelde het. Een moeheid die haar lam legde.
De deur klikte in het slot.
“Waarom, waarom?” Een vraag die steeds opnieuw in lange uithalen uit het diepst van haar ziel leek te ontsnappen.
De stilte om haar heen was haast ondraaglijk. Haar voeten, ze voelden zo koud. Het bonken in haar hoofd werd steeds heftiger.
Leegte, overal was leegte.
Ze had alleen maar zijn liefde gewild.
Een lichaam in foetushouding bleef achter op de kille tegelvloer.

11/10'09 Aedin

Geïnspireerd door en geschreven voor Het Muziekverhaal naar aanleiding van deze song.

Enveloppe met inhoud

Ietwat onwennig in mijn nieuwe Armani pak neem ik plaats aan de vergadertafel. Joost kijkt me vriendelijk aan. Van Halsteren rommelt wat in zijn papieren. Hij kijkt op.

“Ja, hallo Thom, welkom. Sorry dat deze afspraak op zo’n korte termijn gepland moest worden. Je weet, tegenwoordig zit overal spoed achter”. Hij glimlacht even. “Zeker als jij besluit om nog maar even 3 weekjes ertussen uit te gaan.”
Ik pluk wat aan mijn jasje. Waar gaat dit gesprek heen.
“Waar gaat de reis eigenlijk naar toe ?” Hij kijkt me doordringend aan.
“Aruba” antwoord ik als een schooljongen die zich betrapt voelt.
“Goede keuze, goede keuze” en hij knikt bevestigend.
“To the point nu, we zitten hier niet bij elkaar om over vakantie te praten.”
Maar waarover dan in godsnaam wel, vraag ik me af.
“Van Joost hier” en hij kijkt opzij, “heb ik gehoord dat jouw verbeteringsvoorstel ons duizenden euro’s heeft bespaard. Mijn complimenten daarvoor. De afgelopen paar weken komt het ene na het andere goede idee van jouw hand. Ik weet niet wat er met je gebeurd is maar je bent goed op dreef kerel. Ik zal je dan ook niet langer in spanning houden.”
Hij kijkt Joost aan.
“Vertel jij het hem of ik ?”
“Nou, maakt u het verhaal maar af.”
Joost en van Halsteren lachen elkaar toe als 2 compagnons in een complot.
“Je weet dat we een nieuwe fabriek in China gaan openen”, gaat Van Halsteren verder.
Ik verschuif naar het puntje van mijn stoel.
“We zoeken nog een manager die de boel daar de eerste drie maanden gaat coördineren. Joost en ik hebben er uitgebreid over gesproken en wij denken dat die rol jou op het lijf is geschreven. Tenminste, als je die drive van de afgelopen weken weet vast te houden. Het zou een goede stap zijn in je loopbaanplan. Nou, wat denk je ervan?”
Ik ben compleet van mijn stuk gebracht; totaal verrast door deze vraag. Snel herpak ik me. Enkele seconden later klinkt mijn stem krachtig en overtuigend als ik antwoord: “Ik zal u niet teleur stellen, dat beloof ik u”.

De trein van tien over zes zou ik moeten kunnen halen, constateerde ik na een vluchtige blik op mijn horloge. Ik versnelde mijn pas. Een zware werkdag na een te korte nachtrust maakte dat ik me geradbraakt voelde. Nu miezerde het ook nog. Dat kwam mijn humeur al helemaal niet ten goede. Als een pop-up verscheen die opmerking van Joost weer in mijn gedachten. Het irriteerde me mateloos. Waarom kon ik het niet gewoon naast me neerleggen. Onzin was het; absoluut niet waar. Ik had net zoveel bijgedragen aan het groepstarget als de anderen. Hij begon wat te veel kapsones te krijgen nu hij projectleider was geworden.

Ik dook dieper in mijn windjack, mijn ogen zoals altijd op de grond gericht om de blikken van anderen te vermijden. Ik had nu bijna het perron bereikt. Mijn hand omklemde de jaarkaart in mijn jaszak. Klak, klak, klak, mijn passen lieten een snel, gelijkmatig ritme horen op de trap die naar spoor 2a leidde. In een ooghoek zag ik een bruine enveloppe liggen. Een tegemoetkomer trapte er bijna op en spoedde zich verder naar beneden. Zou ik, zou ik niet, ik bukte me, griste de enveloppe - die behoorlijk dik aanvoelde - snel weg en stopte hem in mijn jaszak. Gelukkig, de trein stond er nog zag ik. Met een laatste sprint bereikte ik de openstaande deuren en stapte in. Ik had geen zin om verder te zoeken en klapte het grijze stoeltje uit. Het fluitsignaal klonk en de deuren sloten zich.

Een onderzoekende blik om me heen verzekerde me dat er geen ongewenste toeschouwers waren. Ik trok de enveloppe uit mijn jaszak. Er stond niets op geschreven. De achterkant was niet dichtgeplakt maar enkel naar binnen gevouwen. Met trillende vingers trok ik de achterflap los. Het bloed steeg naar mijn hoofd. Nerveus keek ik nog een keer om me heen. Er zat geld in de enveloppe, heel veel geld. Een flink aantal briefjes van 1000 euro, van 500 euro. “Jezusmina”. Achter het geld ontwaarde ik een identiteitskaart van een zekere Khalid Hafizi. Hij droeg de Afghaanse nationaliteit. Geboren in 1976. Ik keek even naar de foto. Mijn oog werd getrokken naar nog een papiertje dat zich in de enveloppe bevond. Het was voorzien van diverse stempels en zag er nogal officieel uit. Het leek een visum te zijn. Ik haalde de identiteitskaart en het visum uit de enveloppe en stopte ze in mijn linker jaszak. Snel telde ik het geld. Ik kreeg het Spaans benauwd. Ik had 15.000 euro in mijn handen. Ik duwde het geld weer terug, vouwde de enveloppe dicht en stopte hem in mijn rechter jaszak. Mijn gedachten schoten alle kanten op. Ik keek op mijn horloge. Nog ongeveer 10 minuten eer ik thuis zou zijn.

Flarden door de intercom “We naderen station… Het achterste gedeelte van deze trein…” Het geluid vervaagde. Diverse mensen stonden op uit hun banken en naderden mijn coupé. Ik ritste mijn jas los. Warm hier. Mijn linkerhand verfrommelde het visum in mijn jaszak.

Aedin 4/10'09

Dit verhaal is gebaseerd op ware feiten. Iedere gelijkenis met werkelijke personen berust op misverstanden.
Geïnspireerd door de oktoberopdracht van CdlC "Hebzucht".