Aedin fantaseert
"Je leert een schrijver pas werkelijk kennen door het inktspoor te volgen dat hij achterlaat. De mens die je denkt te zien is slechts een omhulsel, de waarheid verbergt zich altijd in de fantasie" uit: Het spel van de engel van Carlos Ruiz Zafón.

Voorbij de woorden

“Alleen om te herstellen, pa. Daarna kun je weer gewoon naar je eigen huis terug.”

“Ja ja, ik weet het.”

Het raam bood uitzicht op een groot stuk braakliggend terrein. Net zoals de rest van het kamertje niets om vrolijk van te worden. Zijn nieuwe omgeving voelde als een dodencel.

"Ga maar", ik red me hier wel", zei hij tegen Frank. Meteen had hij spijt van de bitse toon.

“Oké pa, als je het zeker weet. Ik zie je dan toch morgen.”

De manier waarop zijn zoon naar buiten liep, hij wist zich duidelijk geen raad met de hele situatie. Frank keek nog eens om waarop hij kort zijn duim omhoog stak en glimlachte in een halfslachtige poging zijn zoon gerust te stellen.  

“Nou nou, meneer Franssen, het is toch me toch allemaal wat. Zit u goed zo, heeft u nog wat kussens nodig? Over een uurtje brengen we u naar de eetzaal. Kunt u kennismaken met de anderen. Dat zult u vast leuk vinden. Zo kom maar, wat meer rechtop. Stukken beter toch zo hè? Ik ben overigens Tineke. Bent u al een beetje gewend aan uw nieuwe omgeving? Ja, het is ook niet niks hè.”

Hij had willen antwoorden dat hij niet doof was en dat hij geen zin had om kennis te maken met wie dan ook, dat hij niet rechtop wilde zitten en dat hij Leo heette. Maar hij zweeg en knikte, hoopte dat Tineke Trompetter de boodschap zou begrijpen en hem met rust zou laten.

“Als er iets is, drukt u maar op het knopje. Dat hebben ze u al uitgelegd toch?”

“Ja”, hij knikte en sloot zijn ogen. De moeheid die hij wilde simuleren overviel hem nu ook echt. Bijwerking van de lading medicijnen die hem vanaf vorige week waren voorgeschreven. Hij, die tot dan toe enkel aspirine in zijn medicijnkastje had staan. Dat en Sperti. Een kerngezonde vierenzeventiger, tot vorige week. Dat hij een van de gelukkigen was die een aneurysma hadden overleefd, had hij dan ook mede te danken aan zijn uitstekende conditie.

Hij hoorde Tineke de kamer uitstampen. Ze riep nog iets maar zijn gedachten dwaalden weg.

De eerste confrontatie met de eetzaal deed hem het besluit nemen dat hij voortaan op zijn kamer zou eten.

“Daar is nog een mooi plekje voor u, vindt u ook niet meneer Franssen? Tussen mevr. Linssen en mevr. Frijns.”

Sanne, het jongste personeelslid waar hij vandaag mee kennis had gemaakt, draaide met een grote zwaai zijn rolstoel en parkeerde hem precies op de vrije plek.

“Nou, kijk eens aan, fijn tussen de vrouwen. Zit u goed zo? Dan ga ik de soep voor u halen.”

Waarom werden er vragen aan hem gesteld als er geen antwoord op werd verwacht? Waarom werd hij behandeld alsof hij beslissingsonbevoegd was? Dit was dus precies wat hij altijd gevreesd had hoe het er aan toe zou gaan. Alsof je verstand ook verzorging nodig had. Ja, misschien voor mevrouw Linssen hier naast hem, die half in haar bord soep hing.

Hij bestudeerde de rest van zijn tafelgenoten. Mevrouw Frijns was druk in gesprek met de heer naast haar. Hij ving iets op over champignons en asperges. De vrouw schuin tegenover hem had haar gezicht naar beneden gewend. Oftewel ze bestudeerde de vloer oftewel ze sliep. Haar haren hadden een mooie witte glans. Alsof ze voelde dat ze begluurd werd, draaide ze haar hoofd omhoog en keek hem aan. Hij knipperde even met zijn ogen. Dat kon toch niet?

“Champignonsoep, dat lust u toch wel?” Voordat hij antwoord kon geven, kreeg hij een bord soep voorgezet.

Hij keek even opzij waarna zijn ogen weer teruggevoerd werden naar de overkant. Ze had inmiddels ook een bord soep gekregen en was druk met haar lepel in de weer. Had ze hem niet herkend? Had hij zich dan vergist? Kwam het door de medicijnen?

Opnieuw keek ze hem aan. Hij zag geen herkenning bij haar. Hij zag niet de blik die hij vroeger zo vaak gezien had en die hem menige nacht onrustig had doen slapen, niet wetende wat te doen. Marte.... hoeveel jaar had hij haar nu niet gezien? Veertig jaar, hij had de rekensom snel opgelost. Hij kon zich vergissen, misschien was ze het niet.

Mevrouw Frijns stootte hem aan waardoor hij soep morste op het tafelkleed.

“Jij bent nieuw hier, is het niet? Ik ben Annie Frijns.”

“Ik ben hier sinds gisteravond. Leo Franssen, aangenaam.” Hij stak haar zijn hand toe. Ze konden zeggen wat ze willen maar slechte manieren had hij nog steeds niet. Marte had hem ooit galant genoemd. Die opmerking had toen zo bijzonder geklonken dat het hem nooit had losgelaten. 

Zou hij Annie de vraag kunnen stellen die hem bezighield sinds hij zijn overbuurvrouw in de ogen had gekeken? Hij kon het natuurlijk ook aan haar zelf vragen. Zou het echt Marte zijn? Ineens leek zijn verblijf hier een godsgeschenk. Het had zo moeten zijn, dat kon niet anders. Dat ze elkaar juist hier opnieuw tegen kwamen. Al die jaren van spijt zou hij nu misschien kunnen wegpoetsen. Eindelijk doen wat hij nooit.., tenminste als zij…

“Zometeen krijgen we een lekker stukje vis, Leo. Het is vrijdag vandaag. Vlees hoeft voor mij niet zo, maar vis...” Buurvrouw Annie maakte een zwaaiende beweging met haar hand. Alleen de woorden “jammie jammie” ontbraken nog.

Hij boog zich wat dichter naar de tafel. “Marte, ben jij dat?”

Ze keek hem aan en legde haar lepel neer.  Haar ogen, nog steeds even helder. Ze was mooi oud, hoe kon het ook anders.

Ze lachte naar hem en knikte: “Marte, ja.”

Annie stootte hem weer aan. “Dat is Marte Goossens. Zo jammer. Prachtige vrouw maar zo dement als een deur.”

Alsof hij met zijn rolstoel achterover de trap af tuimelde. Hij voelde het bloed uit zijn gezicht wegtrekken. Het kortstondige geluksmoment dat hij gevoeld had op het moment dat hij Marte had herkend, wervelde door zijn lichaam, niet wetende waar te ontsnappen.

“Mijn baby, hij heeft honger. Mijn baby, hij heeft honger.” Marte was ineens beginnen te  schreeuwen.

Sanne kwam met een pop aangerend. "Rustig maar Marte, hier is je baby."

Marte begon de pop uitgebreid te wiegen, drukte kussen op het hoofd en fluisterde "Stil maar mijn Leo, stil maar, ik hou toch van je”.

“Nou, zei Annie, dat is nu ook toevallig. Nu hebben we hier ook nog een echte Leo. Kijk maar uit dat jij dadelijk niet op haar schoot ligt”. Er werd gelachen aan tafel.

Hij hoorde enkel de woorden naklinken die hij zo gehoopt had ooit te horen. Ze kwamen te vroeg, de tijd te laat, maar ze waren voor hem en hij nam ze aan ook. 

“Ik ook van jou Marte.”

Voorbij de woorden had altijd al de liefde op wacht gelegen.

29/5/'15 Aedin. Geïnspireerd door "Old Money" van Lana Del Rey,  "Jóga" - Björk, uitvoering Ane Brun en zoveel meer...


Dichtbij

In de uren
van nacht noch dag
Droom ik je
Dicht bij mij

Spreek ik je
Nooit gesproken
woorden

Raak ik je
Nooit zo teder
aan

Hou ik je
Vast
Toon ik je
Mijn mooiste
mooi

Dans ik je
Dans!
met mij
Het zonlicht
voorbij

Het was dit stukje muziek dat vorm gaf aan deze woorden 

2/8/'15 Aedin