Aedin fantaseert
"Je leert een schrijver pas werkelijk kennen door het inktspoor te volgen dat hij achterlaat. De mens die je denkt te zien is slechts een omhulsel, de waarheid verbergt zich altijd in de fantasie" uit: Het spel van de engel van Carlos Ruiz Zafón.

Het mes

Ze had kort zwart haar met behoorlijk wat wax erin, haar ogen kleurden bijna paars en haar hoofd maakte staccatobewegingen. Ze was boos, heel boos. Ik bekeek het tafereel van een afstandje met in mijn hand een lauwwarme cappuccino waar teveel melk in zat.

Het terras in de hal van het winkelcentrum zat vol met mensen. Moeders met baby’s in kinderwagens en peuters in kinderstoelen omringd door oma’s die als nanny fungeerden. Oude dametjes nippend aan een advocaatje met nog oudere mannetjes die zich verlekkerden aan de serveerster met het blonde opgestoken haar en het net iets te korte rokje. En nog wat los volk, zoals ik, die hun huis waren ontvlucht omdat ze er niet meer konden ademen, omdat ze er de lucht niet meer konden verdragen, omdat het er stonk naar eenzaamheid en naar vergissingen.

Ze was als een ingekleurd persoon in een zwart-wit foto. Alsof ze alle kleuren aan de mensen om haar heen had onttrokken. De man die tegenover haar zat dichtte ik de rol van vader toe. Zijn gezicht stond strak. Zijn mond bewoog niet terwijl die van haar woorden bleef spuwen die als bommetjes de lucht in werden geschoten. Ik zag de rook maar hoorde de knallen niet. De mensen die dichterbij zaten dan ik draaiden zich om, om vervolgens wat te smiespelen met hun tafelgenoten. “Kijk toch voor jullie”, had ik willen zeggen. Ik voelde een sterke beschermingsdrang voor haar die ik niet kende maar wiens ogen mij niet loslieten.

Haar perfect getimede actie zou ik de rest van de dag voor me zien als een film in slow motion. Het glas cola dat ze over zijn hoofd leegschudde, het spijkerjasje dat ze aantrok, de stoel die ze aanschoof, hoe ze langs hem liep, zich omdraaide en een mes tussen zijn schouderbladen stak. Dat was het moment dat ik begon te twijfelen of hij haar vader of haar minnaar was.

Te midden van de opgesprongen, schreeuwende moeders en krijsende kinderen bleef de man op zijn stoel zitten alsof hij altijd al dat mes in zijn rug had gedragen. Ze liep langs mijn tafeltje, een spoor van zware, kruidige parfum achterlatend. Ik snoof de geur van risico’s en gevaar op en kon niet anders dan opstaan en achter haar aan lopen. Ze liep in een rustig tempo. Ze kon wegkomen met deze daad want hoewel zij het was die een mes in iemands rug had geprikt, had ze nu eenmaal de rol van slachtoffer toebedeeld gekregen. Het was onmogelijk om in haar een dader te zien. En dat wist ze.

We liepen door het winkelcentrum richting uitgang. Haar hakken tikten in een onregelmatig en snel tempo op de terrazzovloer. Zij bepaalde de richting en ik volgde.

De winkelstraten lagen al een tijdje achter ons toen ze in een straat met dertiger jaren pandjes stilhield en zich naar me omdraaide. Haar paarse ogen waren blauw geworden.

"Ik hoop dat je weet wat je doet", zei ze tegen me. Haar stem beviel me.

"Ik wil dat je me leert kennen. We zouden vrienden kunnen worden." Mijn woorden klonken niet zoals ik gehoopt had dat ze zouden klinken. Ik sloeg mijn ogen neer, die macht had ze.

"Ik heb geen vrienden nodig", zei ze. "Kom eens hier."

Ik gehoorzaamde en liep als een trouwe hond naar haar toe.

Ze stond nu vlak voor me. We waren bijna even groot. Haar lippen raakten heel zachtjes de mijne. Net lang genoeg om haar warmte door mijn verkleumde lichaam te voelen stromen en me de kracht te geven om met mijn tong haar lippen uit elkaar te duwen. Ik kuste haar ruw en dwingend omdat ik al wist dat ze daarvan hield.

Ze maakte zich van me los, pakte een sleutelbos uit haar jasje en zipte de Audi open waar we tegenaan geleund stonden.

"Kom, stap in, ik neem je mee mijn wereld in. Maar zeg niet dat ik je niet gewaarschuwd heb."

Ik trok mijn leren jasje uit en gooide het op de achterbank. Met het elastiek dat ik altijd om mijn pols droeg maakte ik mijn haar in een staart vast. Deze tocht zou het aankomen op mijn uithoudingsvermogen. Maar ik wist: tegen de tijd dat mijn rug het mes zou moeten opvangen, zouden mijn spieren stevig genoeg zijn.

11/10’10
Aedin