Aedin fantaseert
"Je leert een schrijver pas werkelijk kennen door het inktspoor te volgen dat hij achterlaat. De mens die je denkt te zien is slechts een omhulsel, de waarheid verbergt zich altijd in de fantasie" uit: Het spel van de engel van Carlos Ruiz Zafón.

Nagalmende kerkklokken

De kerkklokken luidden. Ze hield even op met het kammen van haar dochters haar. Nog steeds kon dit geluid haar uit haar concentratie halen. Haar laten terugdenken aan dingen die vergeten moesten worden maar zich niet lieten vergeten. Alsof ze met haar hoofd onder de klok stond, zo galmden de diepe klanken na in haar buik en wierpen ze haar terug in beelden van toen.
“Mamma, mamma, ben je klaar?”
Ze streek met haar vingers door het donkerbruine gladde haar.
“Ja meissie, het is goed, doe je jas maar aan we moeten naar school.”

De kerkklokken luidden. Het was vol in de kerk. Houten banken met mensen in grijs en zwart. Er werd gekucht en gefluisterd. Ze stopte haar handen onder haar bovenbenen. Ijskoud waren ze. De pumps van haar moeder knelden om haar voeten. Afschuwelijk vond ze ze, veel te netjes. Toen ze op haar legerboots naar beneden was gekomen was haar moeder ontzettend boos geworden. Zo kon ze écht niet mee.
“Je maakt de familie te schande. Wat moeten de mensen wel niet denken.”
Bij een begrafenis van een familielid moest je er spik en span uitzien. Daarmee bewees je de dierbare een eer.
Oom Louis was een trouwe kerkganger geweest. Hij was lid van de Orde van Franciscanen. De mis zou lang gaan duren, besefte ze. Heel lang. Na de eerste gebeden begon de pastoor zijn verhaal over oom Louis. Dat hij zo’n mooi en warm mens was geweest. Ze voelde zich misselijk worden.

De kerkklokken luidden. In de tuin van oom Louis kon je de kerktoren zien. Ze was er graag. Je kon er zo lekker spelen. Thuis was daar geen ruimte voor. Alles draaide om de winkel.
Ze nestelde zich op de rood bruin geblokte deken die ze zojuist van oom Louis had gekregen. “Voor in de hut”, had hij gezegd. Ze had het niet eens aan hem gevraagd. Hij had vroeger vast ook hutten gebouwd.
“Hé dat ziet er gezellig uit. Mag ik bij je komen zitten, Gabriëlle?”
Ze moest lachen. Oom Louis die bij haar in de hut zat.

De kerkklokken luidden, de mis was afgelopen, de deken was vies geworden. Stomme rothut.